6
In die tijd waren er slechts enkele archeologen die verstand hadden van Nederlandse
oudheden. Het geluk deed zich voor dat op het moment van ontdekking de archeoloog
J H. Holwerda, directeur van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) te Leiden, opgravin
gen verrichtte bij de abdij van Egmond/' Deze werd ingelicht over de ontdekking in
Heiloo en verrichtte een kort archeologisch onderzoek.
Een tiental jaren later schreef Holwerda aan de heer De Lange, die interesse toonde
voor oudheidkundige zaken in Heiloo, het volgende:
"Zeer geachte Heer de Lange,
Op uw vragen kan ik u het volgende antwoorden.
In een tuin ten Westen van het kerkje te Heiloo,
ongeveer 70 Meter van den weg, die daar rechthoekig
op de Wester-weg aanloopt en ongeveer 80 Meter van
den Holle-weg, werd door mij destijds een proef-
graving gedaan op een plaats waar Friesche voorwer
pen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling gevon
den waren. Ik vond hier de overblijfselen van een
primitieve bewoning in den vorm van ingravingen in den
grond, waarvan hier een profielteekening bijgaal. In
het midden ziet men de uitdiepingen van den hutbodem
en aan weerszijden de gaten van de palen der wanden.
Typische scherven van deze cultuur, eenige z.g. net-
verzwaringen en een onbekend bronzen voorwerp kwamen
daarbij voor den dag en worden thans hier in het Museum
bewaard, geïnventariseerd onder no. g 1921/4.
Aan de Holleweg had Holwerda de restanten aangetroffen van een woning uit de eerste
eeuwen van onze jaartelling. Helaas is de documentatie die Holwerda erop nahield uiterst
summier. De vindplaats is niet exact te achterhalen en de profieltekening vertelt ons ook
niet zoveel. Dat is jammer, want voor Heiloo is deze ontdekking opzienbarend. Gelukkig
heeft het RMO zorgvuldig alle voorwerpen bewaard, waaronder enkele zeer bijzondere: de
genoemde netverzwaringen en de eigenaardige brokken gebakken klei.
De in de brief genoemde netverzwaringen worden tegenwoordig gezien als
weefgewichten.8 Bijzonder is dat er 14 van zijn gevonden, waarvan 13 compleet. De
weefgewichten dienden om de kettingdraden strak te spannen. Om deze draden vervaar
digde men het weefsel.
Tevens blijkt Holwerda grote brokken leem gevonden te hebben. Het grootste
fragment meet circa 30 bij 44 cm. Bij opgravingen worden wel vaker stukjes leem
aangetroffen, maar zelden zijn ze van een dergelijke omvang. Het grootste fragment zou
afkomstig kunnen zijn van een haard. De overige fragmenten lijken van een andere