Olennius werden de arme Friezen verplicht om op jacht te gaan op de oerossen. Het is de vraag of er toen nog veel oerossen rondliepen. De Friese boerenbevolking pikte de Romeinse overheersing niet langer en kwam in opstand. De Friezen brachten de soldaten om die verantwoordelijk waren voor het innen van de belasting. De bevelhebber Olennius kon maar ternauwernood ontkomen. Hij wist de dichtstbijzijnde versterking van de Romeinen te bereiken: het Castelluni Flevum. De Friezen belegerden vervolgens dit Romeinse bolwerk. Toen er hulp van Romeinse kant arriveerde bij het fort was de belegering reeds opgeheven. De opstandelingen waren teruggekeerd om hun bezittingen te beschermen. De Romeinen zonnen op wraak. Ze zouden de Friezen wel eens een lesje leren. De soldaten bouwden op de wadden en in de moerassen bniggen en dammen om een zwaarbewapende legerstoet door het land der Friezen te kunnen voeren. De Friezen waren bekend met de omgeving en waren zodoende in hun voordeel. Zij pa ten een ware guerrillatactiek toe in hun gevecht tegen de Romeinen. Deze laatsten hadden geen enkele kans. In het heilige woud Baduhenna werden 900 Romeinen afgeslacht en nog eens 400 Romeinen vonden de dood bij de villa van een zekere Cniptorix. Waar deze slag precies heeft plaatsgevonden weet niemand. Tegenwoordig neemt men aan dat het bloedbad zich ergens in Noord-Holland heeft afgespeeld.'6 De heer Tjaden ziet een overeenkomst tussen 'Heiloo' waarvan de naam 'heilig stukje open bos' zou kunnen betekenen en 'het heilige woud Baduhenna'. Hoewel het natuurlijk prachtig is voor de geschiedenis van Heiloo om er een echte Romeinse slag af te laten spelen, lijkt mij deze plaatsbepaling onjuist. Tot 1111 toe zijn er namelijk geen vondsten bekend uit de omgeving van Heiloo die met een veldslag in verband kunnen worden gebracht. Een Romeinse veldslag zou de nodige sporen hebben achtergelaten, zeker als men bedenkt dat de Romeinen zich terugtrokken met achterlating van de doden. Veel Romeinse voorwer pen zouden zodoende in de bodem zijn terechtgekomen. De plaatselijke bevolking zou het slagveld zeker hebben afgezocht naar mooie spulletjes. Maar ook van de inheemse vindplaatsen in de nabijheid van Heiloo zijn geen Romeinse vondsten bekend die op enigerlei wijze getuigen van de historische veldslag. Omdat de Friese bevolking zich niet zo gemakkelijk liet onderwerpen en er toch weinig te halen viel, besloot keizer Claudius in 47 na Chr. het plan te verlaten om het Romeinse Rijk uit te breiden tot aan de Elbe. Deze keizer bepaalde dat de Rijn de definitieve noordwestgrens zou worden van het Romeinse Imperium. Hierdoor werd Nederland verdeeld in: het 'bezette zuiden' en het 'vrije noorden'. Het zuiden voer zeer wel bij de Romeinse overheersing. De Romeinen legden wegen aan, brachten vele vernieuwingen en stimuleerden de handel. De Friese bevolking in Heiloo merkte maar weinig van de bezetting in het zuiden. De eerste invloed van de Romeinen deed zich pas in de loop van de tweede eeuw na Chr. voor. Te midden van de talloze scherven die reeds op vele inheems-Romeinse vindplaat sen zijn aangetroffen, zijn tot nu toe slechts enkele fragmenten gevonden die afkomstig zijn van Romeins vaatwerk. In het 'bezette zuiden' was dat wel anders. Daar had het

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1995 | | pagina 24