16 ze in een geul lagen die geologen het Zeegat van Bergen noemen. Uit de geologische omstandigheden blijkt dat de walvis waarschijnlijk in de nadagen van het zeegat moet zijn gestrand, tussen de 3500 en 3300 jaar geleden.'" De stranding van de walvis was de prehistorische mens niet ontgaan. Op de ribben zijn nog duidelijk slacht-sporen zichtbaar. De gestrande walvis zal een welkome aanvul ling zijn geweest op het dagelijkse prehistorische menu. Het valt overigens niet te bepalen waar deze stropers vandaan kwamen. Wellicht woonden zij op de strandwal Limmen- Heiloo-Alkmaar. Het is echter ook mogelijk dat ze van de strandwal bij Bergen of uit West-Friesland afkomstig waren. Een Romeinse veldlslag in Heiloo? Hoewel de prehistorische vondsten schaars zijn, vermoeden we dat de strandwal van Heiloo vanaf ongeveer 2000 voor Chr. werd bewoond. De bovengenoemde ontdekkingen werpen slechts een heel klein lichtje op het duistere verleden. De Romeinse Tijd is daarentegen veel beter vertegenwoordigd in de bodem van Heiloo dan voorgaande periodes. Rond het begin van de jaartelling vond er in ons land een belangrijke gebeurtenis plaats. Vreemdelingen drongen rond 55 voor Chr. het zuiden van ons land binnen. Het waren de Romeinen en hun bondgenoten. Van enig Romeins gezag was toen nog geen sprake, want ze waren spoedig weer vertrokken. In 12 voor Chr. bezochten de Romeinse krijgslieden opnieuw ons land. Dit betekende het begin van een lange periode van Romeinse overheersing. Aanvankelijk wilden de Romeinen hun Rijk uitbreiden tot aan de Elbe." Zij ondernamen daarom ook expedities in het gebied van de Friezen. In 15 na Chr. bouwden de Romeinen op ongeveer 16 km ten zuiden v.an Heiloo een fort.12 Deze versterking, gelegen bij het huidige Velsen, noemden zij Castellum Flevum Tussen het afval van de Friese bevolking op de strandwal van Heiloo werden enkele voorwerpen aangetroffen die onmiskenbaar van Romeinse herkomst waren: delen van potten en enkele munten. Hoe de scherven in de bodem van Heiloo terecht zijn gekomen, kunnen we niet nnet zekerheid zeggen, mogelijk door ruilhandel met andere Friese bewoners. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de Friezen deze voorwerpen hebben verkregen van rondtrekkende Romeinse handelaren. Daarvoor was het in het Friese gebied te gevaarlijk, zeker na de Friese opstand van 28 na Chr. Deze rebellie was ontstaan nadat de Romeinse bevelhebber Olennius had bepaald dat alle Friezen belasting moesten betalen in de vorm van runderhuiden.34 Dat was op zich niet zo'n ramp, want de Friezen hielden zelf vee. Nee, de ondoordachte beslissing van deze Olennius om de oeros als standaardmaat te nemen voor de mnclerhuiden had geleid tot de Friese opstand. Oerossen waren reuzen in vergelijking tot de kleine runderen die de Friezen hielden. Een oeros kon een schofthoogte bereiken van ongeveer 1,8 m en een lengte van maar liefst 3,0 m. Daarentegen bleef de hoogte van de Friese koe steken bij de 1,0 m en werd deze niet langer dan 1,8 m.33 Door

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1995 | | pagina 18