INLEIDING 2 'Ik ben tegenwoordig aan de orde van den dag. Heel Leiden praat van mij en wijst mij na' schreef Nicolaas Beets op 17 november 1834 in zijn dagboek. Hoe weinig is hiervan overge bleven na 150 jaar. Aan de orde van de dag is Beets in het geheel niet meer, en alleen het 10 feit dat de Camera Obscura in 1989 150 jaar bestond, heeft voor wat extra aandacht gezorgd. 12 De Camera Obscura heeft zijn leesbaarheid inmiddels wel bewezen, maar het grootste deel j van Beets' werk is in de vergetelheid geraakt. Vooral de gedichten uit de tijd dat hij predikant was, dus van na zijn jeugd in Haarlem en zijn studententijd in Leiden, zijn in het stof l verzonken. 16 18 20 21 Beets' werk wordt over het algemeen in drieën gedeeld, overeenkomend met drie perioden in zijn leven. De eerste periode, die van zijn studentenjaren te Leiden, heeft Beets zelf 'de zwarte tijd' genoemd in een opstel uit 1840, waarin hij afstand nam van het soort poëzie dat 23 hij toen schreef. Hij schreef als jong student vooral dichtverhalen, gebaseerd op middel- 25 1 eeuwse geschiedverhalen of geheel verzonnen en voorzien van een middeleeuws decor. Het -,6 genre had hij leren kennen bij Byron en Walter Scott, en ook de Nederlandsche legenden van Jacob van Lennep hadden hem geïnspireerd. Hij was zo enthousiast over Byron dat hij twee 27 bundels vertalingen van hem maakte. De dichtverhalen van Beets hebben nog steeds een 28 zekere bekoring, maar de aandacht ervoor blijft voornamelijk beperkt tot kringen van neer- 34 landici. Kuser (1835) is in 1966 opnieuw uitgegeven en toegelicht door M. H. Schenkeveld en een werkgroep van de Universiteit van Amsterdam verzorgde in 1979 een heruitgave van Guy de Vlaming (1837). Dit laatste werk is misschien wel het meest extreme van de dichtver- 41 halen. Incest, voorspellingen, geheimen die pas aan het eind ontknoopt worden, zelfmoord, 42 waanzin, natuurtaferelen die parallel zijn met de stemmingen: alle thema's van de zwarte ro- 44 mantiek komen er in voor. 46 48 In zijn opstel De zwarte tijd uit 1840, dat gepubliceerd werd in Proza en Poëzij, een verza melbundel, nam Beets afstand van zijn studentenwerk. Hij had toen al enige verhalen gepu- 50 bliceerd die een nieuwe periode inluiden, die van het realisme. Hij verdiept zich niet meer 54 in de geheimen van het verleden, maar richt zijn oog op de werkelijkheid en gaat die beschrij- 53 ven met een pen die inmiddels gescherpt is tot een ironisch instrument. Zijn Camera Obscura, een verzameling prozaverhalen uit het dagelijks leven van de negentiende eeuw, verscheen in 1839 onder het pseudoniem Hildebrand. De verhalen uit de Camera Obscura zijn geschreven 56 op de grens van zijn studententijd, terwijl hij werkte aan zijn promotie en zich voorbereidde op zijn loopbaan als predikant en op het huwelijk met Aleide van Foreest. Beets leerde Aleide kennen in 1836. Zijn studievriend Cees van Foreest had de gevierde dichter in de zomer vakantie meegenomen naar zijn ouderlijk huis in Heiloo. In dit huis, het statige buiten Huize Nijenburg, dat nog steeds temidden van de bossen zijn oude allure toont, maakte Beets ken nis met de weduwe Van Foreest, die een dochter van de Leidse hoogleraar J. H. van der Palm was, en haar kinderen. Met de oudste dochter verloofde Beets zich. Beets heeft in deze jaren goed om zich heen gekeken en zich niet geïsoleerd in zijn studie of in het familieleven op Nijenburg. Hij legde zijn oor te luisteren in de diligence, in de keukens van de huizen waar i hij kwam en bezocht veel burgerfamilies. In de Camera Obscura doet hij daarvan op een 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1989 | | pagina 7