GUURTJE Guurtje zou te kermis gaan, Met een mooi goud ijzer aan, Met een aardig kermispak, Rood van rok en groen van jak; Maar wie was de jongeling, Daar ze mee te kermis ging? Klaas was haar te bijster lang. Foei, ze was begans wel bang, Dat hij haar verliezen zou In de plooien van zijn mouw! Klaasbuur! schoon je zuinig ziet, Guurtje gaat met U-E niet. Piet was haar te dik van buik; Net zoo'n lompe waterkruik. Foei! men kon hem aan de liên Voor een fooitje laten zien. Pietbuur! schoon je zuinig ziet, Guurtje gaat met U-E niet. Janneef loensde haar te veel; Wat? hij keek geweldig scheel; En een man, die dubbel zag, Kreeg vast ruzie in 't gelag. Janneef! schoon je zuinig ziet, Guurtje gaat met U-E niet. Keesmaats beenen waren krom. Foei! waar dacht dat ventjen om? Zou zij met zoo'n hoepelbeen Voor de vedel komen? Neen! Keesmaat! schoon je zuinig ziet, Guurtje wil met U-E niet. 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1989 | | pagina 25