MOED HOUDEN Toen ik, in mijn jongen tijd, Mooie P leunt je heb gevrijd, Ging ik, met mijn zondagshoed Op mijn hoofd, haar in 't gemoet; Echter werd ik afgekeurd: Ook goed; daarom niet getreurd. Toen ik daarop rijke Toos Tot mijn echte weerhelft koos, Had ze er wel wat ooren naar, Maar zij hield in 't eerst zich raar; 'k Heb er maanden om gezeurd: Ook goed; daarom niet getreurd. 'k Had haar lief tot in mijn ziel; En toen ze in de kraam beviel, Was 't een tweeling voor 't begin, 't Was wat veel, bij klein gewin; Maar ik dacht: 't is meer gebeurd! Ook goed; daarom niet getreurd. 't Viel ook bitter uit den gis Met haar Peetooms erfenis, Want een ander had op 't laatst Van zijn boeltje veel genaast; 't Restje had hij zelf versleurd: Ook goed; daarom niet getreurd. Weetje wat ik altijd zeg? Ieder kies den rechten weg; Ga hem met een stijven stap, Doe zijn best en hou zich knap; Is er soms iets dat hem steurt: Ook goed; daarom niet getreurd.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1989 | | pagina 22