DE AALSMEERDER BOER Aan het Haarlemmermeer in 1839. Groote Plas, Groote Plas, 'k Wou je leeggemalen was! Want je knabbelt, alle jaren, Aan mijn weiland met je baren, En het kost me vrij wat geld Om je perk te zien gesteld. Kijk, waar nu de schepen varen, Heeft mijn vader mij verteld Dat veel landerijen waren, Meer dan zevenhonderd roê, Van het Oost naar 't Westen toe. Die zijn allemaal gevallen, Slokop! in je holle maag; En nog helpt het niet met allen, En nog benje al even graag. Daarom, toen 'k heb hooren praten, Dat je in 't oog liep bij de Staten, Ben ik in de Nieuwe Zwaan Met een vroolijk hart gegaan, En ik heb het aan de vrinden, Die ik in 't gelag mocht vinden, Voorgelezen uit de krant, En gedronken op de Heeren, Die je kansen doen verkeeren, Ten profijte van het Land.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1989 | | pagina 16