De laatste twee jaren van de Eerste Wereldoorlog springen er duidelijk uit. Daarna ging het snel bergafwaarts en kondigde zich een en andere vorm van exploitatie aan: de verkaveling tot bouw grond. Dankzij de aanwezigheid van het bos was Heiloo aantrekkelijk als vestigingsplaats voor renteniers en forensen, maar dit betekende tevens een bedreiging voor datzelfde bos. De tweede bron van inkomsten voor de NV was de tuinexploitatie. Deze was in handen van de tuinbaas H. van Westrienen. Zijn werkzaamheden waren kleinschaliger maar niet minder intensief dan die in het bos. De voornaamste produkten waren witlof, asperges en aardbeien. Met name de aspergeteelt waarvoor de hier aanwezige geestgrond zeer geschikt is, was van betekenis. De asper gebedden bevonden zich met name op de "kortelingen" het grote open stuk in het bos ten w. van de Rijksstraatweg niet ver van het dorp, waar thans de trimbaan is aangelegd. De afzet vond plaats via de Vrije Groente- en Fruitveiling van Beverwijk en omstreken en De Vooruitgang te Fleiloo. Een deel van de produktie was evenwel bestemd voor eigen gebruik van het huis. Toch was de exploitatie als doel van de NV duidelijk ondergeschikt aan de doelstelling die tot de oprichting had geleid: het instandhouden van het familiebezit. Dit ideaal kwam echter al vrij snel onder de druk te staan die de oprichter wel voorzien had. Al in 1919 werd daarvan iets onder woor den gebracht door een buitenstaander, de Alkmaarse ondernemer G. Th. M. van den Bosch. Deze besloot een beschrijving van een bezoek aan de bossen van de Nyenburg in het destijds veel gelezen tijdschrift Buiten met de bijna profetische woorden: "Sinds een paar jaar staan de bezittingen ten name van een maatschappij waarvan de aandelen nog wel in de familie Van Foreest zullen zijn, maar dit neemt niet weg, dat dit ons toeschijnt te zijn "een mislyck teken" want wij weten het: aandelen vragen dividenden en dividenden houden geen rekening met natuurschoon. Van het Hei- looër tolhek af zijn reeds groote stukken bosch voor tuingrond in cultuur gebracht en derhalve is er reden tot vrees te over. Moge de geest van "Fleemschut" en van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten over U waken, o heerlijke bosschen Van Foreest en voor zooverre ge meenten, provincie en Rijk in deze iets kunnen doen, mogen onze wenschen ertoe bijdragen om het klassieke woord ook daar te doen weerklinken: Caveant Consules". (laten de bestuurders waakzaam zijn). In zijn verhaal had de schrijver met name gewezen op de verwaarlozing van de zgn "predikstoel van St. Willibrord", een nauwelijk herkenbare verhoging in het bos bij de Westerweg. Als goed katholiek ging hem deze heilige plek in het oude woud zeer ter harte. De redactie van Buiten is hierop in een volgend nummer teruggekomen met de vaststelling dat hier een met romantisch waas omgeven legende in het geding is, over de noodzakelijkheid van welks instandhouding men ook anders kan denken dan onze medewerker deed. Kennelijk op gezag van Jhr Van Foreest deelt de redactie vervolgens mede, dat de NV juist was gesticht om het bos voor het nageslacht te bewaren en dat vooral in de laatste jaren veel aan het bosbeheer was gedaan, ook omdat het zo mogelijk zichzelf bedruipen moest. Er was derhalve geen reden tot ongerustheid. Toch duurde het nog maar enkele jaren tot de door Van den Bosch uitgesproken vrees en wens aktueel werden. Bij het overlijden van de oude heer Van Foreest en nog sterker toen in 1926 ook zijn vrouw overleed, deed zich het onvermijdelijke verschijnsel voor dat de negen nakomelingen sterk verschillende denkbeelden hadden over de verhouding tussen de eigen belangen en de beteke nis van het instandhouden van het familiebezit. 29

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1987 | | pagina 31