ban kwam op naam van de oudste zoon Jan Adriaan, die in 1722 ook nog de heerlijkheid Schoorl
en Camp kocht. In hetzelfde jaar kocht zijn broeder Gerard de heerlijkheid van de drie Egmonden
met apart daarbij de bouwval van de beroemde abdij met de bijbehorende grond. Na het kinder
loos overlijden van deze beide broeders kwamen de drie heerlijkheden aan hun ongehuwde zuster
Catharina Christina, maar ook deze overleed al spoedig waardoor het totale bezit toeviel aan de
jongste zuster Maria. Maria van Egmond van de Nyenburg (1684-1742), die pas op 45 jarige leef
tijd huwde met haar veel jongere neef Dirk van Egmond van de Nyenburg (1695-1740), werd hier
door misschien wel de rijkste vrouw van Noord-Holland. Van drie takken kwam het vermogen
in èèn hand en het geslacht stond op uitsterven (zie het overzicht van de familie). De laatste manne
lijke telg was Johan Aegidius, zwager van Maria, die ongehuwd was en bleef. Hem bedacht zij
nog wel in haar testament met de heerlijkheid Van Egmond, doch met de bepaling dat deze na
zijn kinderloos overlijden zou terugvallen aan de door haar aangewezen erfgenamen. Tot het
legaat aan Johan Aegidius behoorden ook de onroerende goederen die Dirk bij zijn huwelijk had
aangebracht. Zijn wens om het goed in de eigen familie te houden werd dus door Maria gerespec
teerd ook zonder het hierna nog te vermelden motto.
Dirk van Egmond van de Nyenburg had lang voor zijn huwelijk toen hij nog student in Leiden
was reeds een testament gemaakt. Hij benoemde toen, in 1713, zijn broeder Johan Aegidius tot
algemeen erfgenaam en als deze voor hem kinderloos zou overlijden zijn vaderlijke en moederlijke
familieleden zoals die alsdan volgens het schependomserfrecht ab intestato zouden moeten erven.
Hiermee week hij bewust af van het aasdomserfrecht zoals dat sinds 1599 in Noord-Holland en
Leiden gold. Hij prefereerde het schependomserfrecht, dat elders, met name in Zuid-Holland en
Zeeland van kracht was en dat er op berekend was het vermogen te houden in de familie van welke
het was gekomen 9). Hij onderstreepte dit nog eens door in zijn testament het motto "die gerust
wil sterven die laat zijn goed zijn regte erfgenamen erven" op te nemen, welk motto in ieder even
tueel volgend testament herhaald moest worden. Dat gebeurde dan ook toen hij in 1716 opnieuw
testeerde om een legaat van 8000.- te maken aan een zekere Neeltje Cool zonder dat de eerder
gedane aanstelling van erfgenamen werd aangetast. Over de relatie van Dirk tot Neeltje Cool, wier
man Willem van der Fuyk, veerschipper van Leiden op Delft, uitdrukkelijk geen profijt van het
legaat mocht hebben, kunnen we slechts speculeren.
Bij gelegenheid van hun huwelijk maakten Dirk en Maria in 1729 voor de notaris J. van der Stuyf
te Egmond, waar zij ook trouwden (zij was immers vrouwe van de Egmonden) een testament waar
bij zij elkaar tot erfgenaam benoemden en Dirk uitdrukkelijk zijn vorige testamenten inclusief het
motto herriep. De bijdrage van Maria aan de bouw van de Nyenburg bestaat uit een vergroting
aan de achterzijde. Op de daardoor ontstande gevel prijkt haar wapen in een ovaal schild gedekt
door een kroon. De inboedel van het huis leren we kennen uit de inventaris die de heren Van
Foreest als erfgenamen in 1743 opmaakten. Het is een lange opsomming van kostbaarheden.
Helaas wordt het ongetwijfeld omvangrijke boekenbezit samengevat onder de noemer "een biblio
theek". Maar daarna volgen per stuk of in kavels de juwelen, de paarlen en kleinodiën, het goud
en zilver, de gouden medailles, schilderijen, huisraad, porcelein en tin. Dit alles bevond zich waar
schijnlijk in het grote Alkmaarse huis want daarna komt de even indrukwekkende lijst van wat
er in het huis Nyenburg gevonden werd: veel zilver waaronder als kostbaarste: "twee zilveren
schalen met het wapen van Leyden met twee cupidootjes en een fruitmantje daarin gedreven, 134
10