harmonie en fanfarekorpsen van de grond, ofwel als een losstaande vereniging, ofwel ver bonden aan een bepaald bedrijf; ook politie en brandweer kenden vaak in die tijd een eigen orkest. Rond 1880 kan men spreken van de oprichting van de nu zo bekende harmonie en fanfare in de steden en dorpen. Enerzijds begon ook de burger de blaasmuziek te zien als een aange naam tijdverdrijf en bereikbaar voor de gewone man. Anderzijds was er ook behoefte aan, in het zuiden des lands bijvoorbeeld voor het begeleiden van processies, terwijl ook de op komst van de georganiseerde vakbeweging vaak een reden was tot het oprichten van muziek verenigingen ter ondersteuning bij demonstraties. Verschillende verenigingen hebben daar aan ook hun naam te danken, zoals Kunst na Arbeid", „Kunst en Strijd". Het muzikale kader kwam meestal nog uit de militaire orkesten. Als gevolg hiervan ontstonden rond 1900 provinciale en regionale bonden of federaties van muziekverenigingen. De toen gebruikelijke organisatiestructuur in Nederland kwam ook hier tot uitdrukking: er bestonden een landelijke neutrale Koninklijke Nederlandse Federatie van Harmonie- en Fan faregezelschappen (KNF), de Landelijke Bond van Arbeidersmuziekverenigingen, de Federa tie Katholieke Muziekbonden en de Nederlandse Federatie van Christelijke Muziekbonden. De doelstellingen waren natuurlijk gelijk: de bevordering, ontwikkeling en culturele verhef fing van de amateuristische muziekbeoefening en het brengen van de muziek onder de bevol king als verantwoorde vrije-tijdsbesteding (terwijl de Christelijke Federatie nog spreekt van het belijden van de Bijbel als richtsnoer bij muzikale en andere festiviteiten). Echter, ieder had zijn eigen reglementen en eigen puntentellingen op concoursen, hetgeen verwarrend werkte. In 1968 besloten de vier organisaties tot samenwerking in de Stichting Overkoepeling Nederlandse Muziek Organisaties (S.O.N.M.O.). In totaal zijn thans zo'n 150.000 muzikan ten van ongeveer 4700 verenigingen hierbij ondergebracht. Deze vorm van muziekbeoefening kent vier soorten orkesten: Harmonie-orkest, fanfare-orkest, brassband en drumband. Wat is nu het verschil tussen deze orkesten? Het harmonieorkest bestaat uit bespelers van houten blaasinstrumenten (waaronder ook saxofoons gerekend worden), koperen blaasinstrumenten, onderscheiden in scherp koper en zacht koper, en slagwerk. Het groepsmelodie-instrument is de klarinet (een gemiddelde bezet ting heeft er 12). Het fanfare-orkest bestaat uit saxofoons, koperen blaasinstrumenten, ook weer onderschei den in scherp en zacht koper, en slagwerk. Het kenmerkende verschil tussen harmonie en fan fare is dus, dat laatstgenoemde geen houten blaasinstrumenten (fluit, hobo, klarinet, fagot) kent. Het groepsmelodie-instrument bij de fanfare is de bugel: een gemiddelde bezetting telt 11 bugels. De brassband (het Nederlandse woord is koperorkest) kent, de naam zegt het al, alleen kope ren blaasinstrumenten, zowel scherp als zacht koper. De drumband heeft de nadruk liggen op het slagwerk; daarnaast komen voor bazuinen, pij- perfluiten en jachthoorns. De tabel van de bezetting der verschillende orkesten kan deze wat technische uiteenzetting wellicht verduidelijken. Overigens is er geen sprake van een „vaste" bezetting. Immers, er is niet een vooraf bepaald 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1985 | | pagina 10