om een vreselijk lot te ontlopen, zochten ze liever direct de dood.
Deze geschiedenis beëindigend schreef Tacitus: "Clarum inde
inter Germanos Frisium" (Sedert waren de Friezen beroemd onder
de GermanenXAnn. IV-74. Lit. 6).
Keizer Tiberius kreeg natuurlijk de hele toedracht te horen.
Hoewel de Romeinen erger dingen hadden meegemaakt, was dit
toch een geduchte tegenslag, als het ware een verkleinde uitgave
van de zo noodlottige slag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr.
Tacitus schreef in verband met de slag in het Badu-
hennawoud: "De grenzen van het Rijk waren onteerd". Voor de
buitenwereld veinsde Tiberius echter van niets te weten. Niet,
omdat hij het een onbelangrijke zaak von.d, maar hij wilde
niemand met een dure en wellicht weer riskante veld
tocht opzadelen.
Kort na de verloren slag werd de vesting Flevum verla
ten, want er zijn geen resten gevonden van na 30 na Chr. en
eerst 40 na Chr. werd waarschijnlijk voor de verovering van
Brittanië weer een havenfort gesticht (Velsen II).
Pas na bijna 20 jaren besloten de Romeinen, in 47 na Chr.,
onder Corbulo opnieuw tot een verovering van het land der
Friezen. Maar hoewel hij succes had, moest hij al gauw de zaak
op last van Keizer Claudius (41 - 54) na Chr.) opgeven. Deze
intelligente keizer had wel door, dat er uit Germanië niet veel te
halen viel. Een verovering van en een bezetting in zulke
onrustige gebieden brachten hun geld niet op.
Tot 50 na Chr. bleef men nog in het fort van Velsen II.
Toen trok de Romeinse bezetting zich terug tot de Oude Rijn,
Kromme Rijn en Rijn, en Frieland was practisch weer vrij.
Geraadpleegde litteratuur.
1. J.H.F. Bloemers, L.P. Louwe Kooijmans en H. Sarfatij, Ver
leden Land. 1981.
2. P.C.J.A. Boeles, Friesland tot de 11e eeuw. 1951.
3. T.S. 'Constandse-Westermann, Het skelet uit de Romeinse
waterput te Velsen. Westerheem, XXX-2-1981.
4. E.H.P. Cordfunke, De geschiedenis van het Witte Kerkje te
68