Van Foreest paste het aderlaten toe, geheel volgens de leer der humores, maar wel overwogen.
Niet zoals de gewoonte vaak was: 'ineens tot flauw wordens toe het bloed laten lopen', maar
hij hield rekening met de constitutie van de patiënt en de weersgesteldheid. Weliswaar schreef
hij dikwijls purgeermiddelen en klisma's voor, maar hij deed dit op een verstandige manier.
Zo stond hij zeer afwijzend tegenover het toedienen van braakmiddelen en drastisch werken
de laxantia. Hij schreef wel eens een mildwerkend braakmiddel voor, maar vooral geen Anti
monium, dat de Paracelsisten gewend waren te geven en ten gevolge waarvan hij herhaalde
malen patiënten had zien sterven. Als vereerder van Hippocrates hechtte Van Foreest grote
waarde aan de geneeskracht der natuur. Hij merkt bovendien op, dat men de natuur nooit
kan dwingen, ook niet door het voorschrijven van steeds sterkere medicijnen. Er zijn altijd
gevallen, meende hij, waarin men rustig moet afwachten hoe de ziekte zal verlopen.
Hoewel hij vaak rijkelijk medicamenten voorschreef, behaalde hij ook met eenvoudige mid
delen soms wonderlijke, onverklaarbare resultaten. Dit beschrijft Johan van Beverwijck in
zijn 'Schat der Ongesontheyt' (1642): 'Dat men in alderhande hooft-pyn Verbena ofte Yser-
kruidt, ook groen vers) om den hals magh hangen, door welck middel, gelijck als door
een wonder, Dr Pieter van Foreest yemant, die door geen derhande geneesmiddelen, hetzy
van binnen ofte van buyten en hadde kunne beteren, volkomentlick genesen heeft'.
Pieter van Foreest stelde zeer hoge eisen aan de uitoefening van de geneeskunde en hij tracht
te er zelf zo goed mogelijk aan te voldoen.
Door zijn opleiding te Leuven en in Italië waar hij te Bologna promoveerde was Van Foreest
een geleerde 'doctor medicinae' die uit dien hoofde reeds een groot aanzien genoot. Hij ging,
anders dan de Middeleeuwse doktoren, de patiënt bezoeken en onderzoeken, waarna hij een
uitgebreid recept voorschreef. Hij verifieerde soms zijn diagnose, door na het overlijden van
de patiënt anatomisch onderzoek te doen teneinde na te gaan of het orgaan waarin hij dacht
dat de ziekte zetelde, ook werkelijk was aangetast.
De verloskunde was hoofdzakelijk het terrein van de vroedvrouw, de heelkunde het hand
werk van de chirurgijn, die tevens het aderlaten, het zetten van een klisma en het openen van
een abces voor zijn rekening nam. De gestudeerde 'doctores' maakten immers hun handen
zo min mogelijk vuil.
Rijke en aanzienlijke patiënten consulteerden bij een ernstig ziek-zijn vaak meer doktoren.
Vandaar dat Van Foreest behalve zijn Delftse collega's ook de Haagse medici Vergeer en Van
Nieveen bij een zieke kon ontmoeten. Zo'n discussie aan het ziekbed verliep zeer vormelijk.
Van Foreest kon dan zeggen: 'Nu wij hier, geachte collegae, zijn samengeroepen om te be
raadslagen over de ziekte van den Weledelen Heer X, en nu van mij, als jongste van ons drie
tal door de patiënt een oordeel wordt gevraagd, nu zal ik dan ook vrij uit en zonder omwegen
mijn gevoelen kenbaar maken; en dan meen ik dat wij hier te doen hebben met een geval
van'etc.
Het gebeurde wel, zoals Van Foreest beschrijft, dat hij 's nachts werd geroepen en na met
veel moeite in een donkere straat het uithangbord van het betreffende huis te hebben gevon
den, trof hij een ernstig zieke patiënt aan, die hij met veel inspanning, als door een wonder
van de dood kon redden, waarna deze zelfde patiënt later een andere geneesheer raadpleegde.
Van Foreest was over zo'n houding niet erg te spreken, maar hij had anderzijds genoeg reden
tot dankbaarheid, waar hij van zö velen groot vertrouwen genoot.
42