overeenkomst tussen de professoren en de burgemeesters en regeerders van Leiden: 'ter cause
vande vordernisse ende onderhout der zeiver universiteyt'. Pieter van Foreest wordt hierin
genoemd: 'doctor ende professor in den medicine'. Sommige schrijvers vermelden dat hij eni
ge tijd het hoogleraarsambt aan de Leidse universiteit heeft bekleed, maar dit is onjuist. Col
leges heeft hij niet gegeven om de eenvoudige reden dat er in de eerste jaren van het bestaan
der hogeschool nog geen geneeskunde werd gedoceerd. Er waren geen studenten voor dit vak
ingeschreven en er was dus geen behoefte aan geneeskundig onderwijs. Wèl gaf Pieter van
Foreest in een openbare redevoering blijk van de waardering en hoge achting die hij voor de
geneeskunde had. Hij deed dit in zijn openbare les 'de Laude Medicinae' over de lof der
geneeskunde), die helaas niet bewaard is gebleven. Johannes Meursius (1579-1639), Leids
hoogleraar in de Griekse taal en geschiedenis, schreef in zijn boek 'Illustris Academia Lugd.
Batava' (A° 1613) over Petrus Forestus: 'Hier mogen wij niet verzwijgen, dat hij de eerste
les in de geneeskunde en een rede tot haar lof, aan de Leidse academie heeft gehouden. Zo
zeer blaakte hij van ijver om deze kunst te verspreiden'.
Van Foreest keerde terug naar Delft. Hij zou waarschijnlijk nooit het hoogleraarsambt boven
de geneeskundige praktijk hebben verkozen. Na de feestelijke week in Leiden, hadden zijn
patiënten in Delft hem weer broodnodig.
8. LIJFARTS VAN PRINS WILLEM VAN ORANJE: 1574-1584.
Pieter van Foreest had patiënten onder alle lagen der bevolking. Hij verkeerde ook in de
hoogste kringen. Zo is door de uitvoerige mededelingen in zijn 'Opera Omnia' bekend, dat
hij de Graaf van Hohenlohe, de Keurvorst van Keulen, de Gravin van Culemborg en Charlot-
te de Bourbon heeft behandeld. De aanzienlijkste van zijn patiënten was ongetwijfeld Prins
Willem van Oranje, die hij van augustus 1574 tot aan diens overlijden op 10 juli 1584 als lijf
arts heeft gediend.
De Prins verbleef van 1572 tot 1584 met zijn gezin en hofhouding meermalen in Delft, bij
elkaar ongeveer anderhalf jaar. De rest van de tijd woonde hij elders, in Middelburg, Zierik-
zee, Rotterdam, Dordrecht, Brabant en in Vlaanderen. Te Delft nam hij zijn intrek in het
Sint Agathaklooster waar, nadat in het graafschap Holland na 1572 de kerkelijke goederen
waren geconfisqueerd, hem gastvrijheid werd verleend.
In 1583 wilde hij er voor langere tijd gaan wonen. Het stadsbestuur had hem op 16 juli 1584
dit kloostercomplex willen schenken: 'in vrijen eijghendom, den grondt met al het ghetim-
merte van eertijts Sinte Aechten Convente, alwaer zijner Furstelijcke Genade teghenwoorde-
lijcke hoffhoudende is', ware het niet dat dit door zijn overlijden op 10 juli niet is geschied.
De naam van het huidige stedelijke museum herinnert aan zijn verblijf aldaar: Het
Prinsenhof.
De eerste kennismaking van Pieter van Foreest met de Prins had in augustus 1574 plaats te
Rotterdam. Oranje, die met grote inspanning de strijd in Holland en Zeeland, die zo succes
vol was begonnen met de verovering van Den Briel in 1572, voort wilde zetten, had grote zor
gen. Het was voor hem een zware slag toen hij in april 1574 vernam dat zijn broers Lodewijk
en Hendrik op de Mokerhei waren gesneuveld. In een poging de stad Leiden te ontzetten had
men op 3 augustus van dat jaar de dijken doorgestoken, maar dit was weinig doeltreffend,