7. HOOGLERAAR AAN DE LEIDSE UNIVERSITEIT: 1575. Toen Pieter van Foreest geneeskunde wilde gaan studeren moest hij zich aan de universiteit van Leuven laten inschrijven. Deze in 1425 gestichte hogeschool, was gedurende anderhalve eeuw de enige universiteit in de Nederlanden. Een gevolg van de bloedige onderdrukking van het Calvinisme door de absolutistische poli tiek van Alva en zijn lastgever Philips II, was de beeldenstorm die op 10 augustus 1566 in Vlaanderens Westerkwartier (Steenvoorde) uitbrak en zich naar het Noorden uitbreidde. De verovering van Den Briel, in 1572, gaf het sein tot de volksopstand en 26 steden schaarden zich achter de Prins van Oranje. Er ontstond een nieuwe staat waarin men grote behoefte had aan goed opgeleide predikanten om de nieuwe leer te verkondigen. Vandaar dat bij Wil lem van Oranje en zijn medestanders de gedachte ontstond een eigen universiteit te stichten waardoor studenten niet meer naar de Katholieke universiteit van Leuven behoefden te gaan. Oranje'schrijft dan ook op 28 december 1574 vanuit Middelburg aan de Staten, dat hij zich voorstelde een universiteit te stichten waar de jeugd zou kunnen worden opgevoed en onder richt in 'de rechte kennisse Godts ende allerley goede eerlycke ende vrije kunsten ende weten schappen dienende tot die wettelicke regeringe der landen'. In hun vergadering op 3 januari 1575 besloten de Staten tot het grondvesten van een universiteit te Leiden. Naast theologie, filosofie en talen zouden rechten en medicijnen gedoceerd moeten gaan worden. Er werden conventen en huizen van vluchtelingen aangewezen om de professoren onder te brengen. De nieuwe universiteit werd in het voormalige Barbara-klooster gehuisvest. Leiden was uitverkoren wegens de strategische ligging. Na het ontzet van de stad was het be vrijd gebied en bovendien kon door het stichten van de universiteit een tegemoetkoming wor den gegeven voor het herstel van de door het beleg geleden schade. Dit intellectuele bolwerk werd met voortvarendheid gegrondvest. In niet meer dan 6 weken was alles geregeld. Men streefde naar een hogeschool die op één lijn kon worden gesteld met die van Padua, Bologna en Parijs. Vandaar, dat het bestuur van de universiteit, Curatoren en Burgemeesters, kosten noch moeite spaarden om beroemde geleerden aan te trekken, we tenschappers die door opleiding, prestaties en bekendheid, de naam van de nieuwe universi teit moesten vestigen. Toen men reeds op 8 februari 1575 de academie opende, waren er nauwelijks hoogleraren en bijna geen studenten. Maar, men had geleerden van naam en faam gevraagd bij de officië le opening aanwezig te willen zijn om luister te geven aan deze feestelijke gebeurtenis. Tot dezen behoorde Pieter Van Foreest, benoemd, teneinde als één der eerste hoogleraren: 'tot zoolang de Hooge School van bekwame mannen voorzien zou zijn, in wetenschap waarin hij het meest bedreven was, lessen te geeven'. In een brief van 30 januari 1575 danken Burgemeesters en Regeerders van Leiden Van Foreest voor datgene wat er reeds door hem was toegezegd en gedaan. Zij berichten hem tevens dat de academie op 8 fébruari zal worden geopend en dat nadien de colleges zoals afgesproken zullen beginnen. Voorts verzoeken zij hem op de feestelijke dag aanwezig te zijn en vragen waar hij wenst te logeren. 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1984 | | pagina 28