Van Foreest beleefde in Delft een tijd van politieke onrust, schokkende oorlogsgebeurtenis
sen en godsdienststrijd, die de gezondheidstoestand van de bevolking ongetwijfeld ongunstig
hebben beinvloed. Ook de onmatigheid in het gebruik van spijs en drank was mede een oor
zaak van bepaalde ziekteverschijnselen. Scheurbuik (scorbuut) kreeg men volgens Van Fo
reest door het nuttigen van slecht en bedorven voedsel. Dit was toen een echte volksziekte,
maar ook een 'modeziekte' omdat men vaak allerlei andere ziekten voor scheurbuik aanzag
en Cornelis Bontekoe (1647-1685), de 'theedokter', was dan ook van mening dat: 'de scheur-
buyck in syn rechte sin genomen d'enige menschen sieckte is, en de wortel van alle andere,
hoe men se ook noemd'.
De werkelijke oorzaak van scheurbuik, het gebrek aan Vitamine C, werd pas in het begin van
de 20e eeuw bekend door de ontdekking van de vitaminen. Het is opmerkelijk dat Van Fo
reest over deze ziekte een opvatting had die afweek van de klassieke theorie volgens welke
scheurbuik een infectieziekte was en vrijwel niet te bestrijden. Maar zeelieden wisten wel be
ter. Hollandse scheepsjournalen uit de 17e eeuw vermelden de genezende werking van verse
citroenen en soortgelijke vruchten. Toen Van Foreest in 1555 een zeeman voor scheurbuik
behandelde, vertelde deze hem dat hij de ziekte toeschreef aan het éénzijdige dieet van ranzig
spek en bedorven vlees. Maar niet alleen onder het scheepsvolk, ook onder de landelijke be
volking kwam de ziekte veelvuldig voor. Het landvolk wist, geleid door intuïtie, middelen te
gen deze kwaal te vinden zoals lepelblad, beekpunge en waterkers.
Van Foreest begon zijn behandeling tegen 'scorbuut' met het advies zoveel mogelijk in frisse,
zuivere lucht te verblijven. Hij schreef een dieet voor, bestaande uit vruchten, verse groenten,
soepen en versterkende middelen zoals eieren en haverpap. Hij had een speciale therapie voor
bloedingen van het tandvlees en zwellingen van de benen, verschijnselen die bij scheurbuik
altijd optraden. De heilzame invloed van volksgeneesmiddelen was hem bekend en hierop ba
seerde hij dan ook het recept van zijn scheurbuikstroop: 'Syrupus scorbuticus Foresti'. In een
brief uit 1590 aan zijn neven Jorden en Adam van Foreest, die in Leuven geneeskunde stu
deerden, schrijft hij uitvoerig over de herkenning en behandeling van scheurbuik. Hierin zegt
hij van zijn stroop het volgende: 'onze scheurbuikstroop wordt gemaakt uit het sap van beek
punge en lepelblad met suiker. Ik heb nooit betrouwbaarder middel tegen scheurbuik gevonden.
Toen de Heer Sasbout, lid der Staten-Generaal in Den Haag, aan scheurbuik leed en wanho
pig was, heeft Dr Nannius, een zeer geleerd Amsterdams geneesheer hem in korte tijd gene
zen. Toch bleef hij daarna altijd enigszins aan deze kwaal lijden en hij vroeg aan alle kanten
raad. Hem raadde ik aan twee-of driemaal per week mijn stroop te gebruiken en door deze
hulp is hij ook later van deze ziekte verschoond gebleven, zodat ik ieder jaar voor hem en
andere bekenden deze stroop in de apotheek heb moeten laten maken'. De resultaten van deze
stroop waren inderdaad zö goed, dat Van Foreest elk jaar een grote voorraad moest laten
maken om aan alle aanvragen van collega's, zelfs uit de Zuidelijke Nederlanden, te kunnen
voldoen. De werking ervan kon hij niet verklaren; hij veronderstelde een verborgen, geheime
kracht, want hij schrijft aan zijn neven: 'ook hebben wij door waarneming of ervaring enkele
bijzonderheden ontdekt, namelijk, dat lepelblad en beekpunge door een zekere 'vis occulta'
als geneesmiddel bij deze ziekte passen, een middel, dat wij weliswaar aan leken te danken
hebben, maar dat wij in een betere vorm hebben gebracht, in die van stropen en afkooksels'.