het proces rechtstreeks tot de Staten van Holland te richten, die niets meer voelden voor een
katholieke ambachtsheer of -vrouw in het Noorderkwartier. De oorspronkelijke eiser Willem Van
Cats beleefde de overwinning niet meer (evenmin als Johan Van Duivenvoorde) en het was zijn
zoon Theophilus Van Cats die tenslotte in 1622 met Ter Coulster en met de heerlijkheid Heiloo
beleend kon worden. Met diens komst breekt een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Ter
Coulster aan, de periode Van Cats die tot 1788 zóu duren.
4
II DE PERIODE VAN Cats, 1622 - 1788
Met de familie Van Cats komen we in de tijd waarvan we weten hoe Ter Coulster er heeft uit
gezien. Zoals bij zoveel Nederlandse kastelen en buitenhuizen danken we deze kennis aan de
werkzaamheid van een reeks bekwame tekenaars die het gezicht van ons land in de 17e en vooral
de 18e eeuw hebben vastgelegd. Het uiterlijk van het huis van de oudste Heren van Ter Coulster
en hun directe nazaten kennen we niet. Het enige aanknopingspunt vinden we op een schilderij
van het beleg van Alkmaar in het Stedelijk Museum aldaar. Het is in 1598 door een anonieme
kunstenaar gemaakt en geldt als topografisch redelijk betrouwbaar. Daar zien we in het verschiet
van de door de Spaanse troepen belegerde stad behalve de kerktorens van Heiloo en Limmen en
de abdij van Egmond ook het huis Ter Coulster verscholen in het groen. Het beeld is niet over
matig duidelijk, maar de toren met tentdak is zichtbaar. Dat het een zeer eenvoudige en weinig
comfortabele behuizing is geweest valt wel aan te nemen. Die indruk wekt althans de oudste ge
dateerde tekening die in 1647 gemaakt werd door de beroemde kastelentekenaar Roeland Rogh-
man (1620-1686). We zien dan een vierkant gebouw in een gracht waarboven in het midden een
toren met uivormige spits oprijst. Opvallend is de wel zeer eenvoudige toegang over een houten
loopbrug op vijf jukken naar een van boven recht afgesloten smal deurtje. Aan de zijgevel is dui
delijk een groot duifhuis te zien en verderop aan die gevel zijn nog twee dergelijke hokken te
onderscheiden. Een andere, ongedateerde tekening die aan Roghman wordt toegeschreven toont
hetzelfde gebouw, doch de brug rust dan op twee schraagvormige jukken en het poortje is aan de
bovenzijde rond afgewerkt waardoor het er iets vriendelijker uitziet. Ook heeft de voorgevel nu
drie ramen in plaats van het ene op de eerste tekening en het grote duifhuis is verdwenen. Deze
laatste tekening is landschappelijk meer uitgewerkt met voor de brug verschillende bijgebouwen
waaronder het bak- en het hoenderhuis. In het verschiet steekt de torenspits van Heiloo boven de
bomen uit. Het beeld van deze tekeningen heeft model gestaan voor de bekendste prent die er
van het huis bestaat. Dat is de gravure door J. Schijnvoet die voorkomt in de bekende Schatkamer
van Nederlandsche oudheden door Dr Lud. Schmidts uit 1711. Een ander prentje van hetzelfde
gebouw is opgenomen in een minder bekend dergelijk werk: Antiquitates Belgicae of Neder
landsche Oudheden door J. van Royen uit 1733.
Wanneer we aannemen, dat de tekening(en) van Roghman nog de situatie weergeven zoals die bij
de wederopbouw na de verwoesting in 1517 ontstond en in hoofdzaak is gebleven, tot de komst
van Theophilus Van Cats, stelt de Schatkamer van Dr Smidts ons toch voor een probleem. Deze
medicus die een alphabetisch ingerichte beschrijving geeft van Noord- en Zuid-Holland vertelt
14