onjuist gewezen vonnis. Dat kan de oorzaak zijn geweest dat hij in 1469 de heerlijkheid Heiloo overdroeg aan zijn dochter Maria, gehuwd met Pieter van Ruiven. Zelf behield Jacob Ter Coul- ster nog. In 1472 stelde hij een mis in voor het zieleheil van zijn familie, te lezen in de kerk van Heiloo, of indien men daarin nalatig was op het huis Ter Coulster. Daar moet dus een huiskapel geweest zijn zoals ook later zal blijken. Maria is de laatste met de naam Ter Coulster geweest die het huis en de heerlijkheid bezat. Zij droeg het goed in 1523 over op haar kleinzoon Gerrit van Zuylen van Nyevelt. Daarbij bepaalde zij, dat de ouders van Gerrit, haar dochter Josine van Ruiven en Anthonis van Zuylen van Nyevelt,3) zouden mogen blijven wonen in de helft van het huis "tot die middelste gevel toe aen de suvtsijde mette camere daer het outaer inne staat ende twee cameren daaraen, met die neder- keucken mette molkenkelder, mette appelkelder, mette achterste eist, met Pieter van Ruyven's boomgaert oft die oosterste boomgaert, hoe men se noemen sal, mette paardestal, backhuys ende hoenderhuys, zonder meer haerluyder leven lanck." Dit gebeurde omdat zij, Anthonis en Josine. het huis dat verbrand was weer hadden doen opbouwen, zij het tegen de wil van Maria. Helaas vermeldt deze toevoeging in het leenregister niet waarom Maria haar ouderlijk slot niet had willen laten herstellen. Anthonis van Zuylen van Nyevelt was in 1517 schout van Alkmaar.Dat was het jaar van de inval der "Gelderse Friezen", ook wel "zwarte hoop" genaamd. Deze on geregelde troepen waren als aanhangers van de Gelderse hertog in diens strijd tegen de Hol landse graaf uit Friesland overgestoken en hebben hier een waar spoor van plundering en ver woesting achtergelaten. Zo staken zij de stad Alkmaar in brand en daaromheen ook de kastelen Nyenburg bij Oudorp en Ter Coulster. Dit gebeurde op de vrijdag na Sint Jan,24 juni,van 1517. In Alkmaar's stadhuis zijn bij die gelegenheid de oude oorkonden en papieren van de stad verloren gegaan. Anthonis van Zuylen van Nyevelt heeft Ter Coulster na deze ramp weer laten opbouwen en mocht als dank er blijven wonen terwijl de eigendom naar zijn zoon ging. Gerrit van Zuylen van Nyevelt stierf in 1528, naar men zegt als gevolg van doodslag en zijn broe der Jacob die Ter Coulster daarna verwierf overleed in 1534 in Henegouwen. Dit wijst er niet op, dat zij zelf het kasteel intensief zullen hebben bewoond. Met de komst in 1536 van hun zuster Clara van Zuylen van Nyevelt wordt dat anders. Zij en haar man Dirk de Wael van Moersbergen hebben Ter Coulster inderdaad bewoond. Evenals Clara behoorde Dirk tot de Stichtse adel. Hij is in 1551 op Ter Coulster overleden waarna zijn vrouw er tot haar dood in 1571 als weduwe is blijven wonen. In haar tijd wordt Ter Coulster vermeld als een begraven huis in Heiloo groot 2Vi vierkante roeden met 4'A morgen en een jaarlijkse waarde van 60 ponden. Een begraven huis of hofstede is een omgracht huis dat dikwijls door een toren het karakter van een verdedig baar huis verkreeg. In dat geval, en het lijkt dat Ter Coulster ertoe behoort, waren de begraven huizen gebouwd door ridders. In Utrecht kregen deze ridderhofsteden zelfs een afzonderlijke status.4) Moersbergen is zo'n ridderhofstad. In Holland, waar de ridderschap zich niet als machtsfactor heeft gehandhaafd, gebeurde dat niet. Wel kan er hier terloops op gewezen worden, dat de latere eigenaren van Ter Coulster uit het geslacht van Cats lid van de ridderschap van Holland waren. Clara van Zuylen van Nyevelt voerde op Ter Coulster een zekere staat overeenkomend met haar afkomst en aanzien. Dit blijkt b.v. uit het feit, dat in 1567 de graaf van Megen, Charles de Brimeu er verbleef toen hij op expeditie was om de aanhangers van Hendrik van Brederode te vervolgen 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1983 | | pagina 13