51
geheel aan de beoefening der Kunst en den natuur heb toegewijd. Achter een
volgend schreef ik onder het vredig en bemoste dak van de Heilosche pastorij
mijne vier romans: Te Laat, Elize, Twee vrouwen en De Bedevaartgangers."b4 In
Heiloo onder de hoede van haar broer werd Betsy geïntroduceerd in het literaire
leven. Daar debuteerde ze als almanakschrijfster en haar eerste romans kwamen
uit bij uitgever Bohn, Beets' zwager. In tegenstelling tot Truitje Toussaint publi
ceerde Betsy Hasebroek niet onder eigen naam. Het waarom daarvan is niet zo
duidelijk, maar het scheen in verband met haar reputatie nodig te zijn geheim te
houden dat ze schrijfster was, zoals haar broer laat weten aan Potgieter: "Het
spreekt van zelve dat de onvrouwelijke zwakheid mijner zuster een geheim tus-
schen ons blijft. Men zou nooit gelooven dat hare met inkt bemorste vingertjes
Jonathans sober middagmaal goed klaar maakten. Men zou haar over haar papie
ren poppen vervolgen of het een onecht kind ware."6 5
Betsy Hasebroeks debuut, dat voorafgegaan werd door een verontschuldigend
voorwoord, ontlokte aan Potgieter de volgende complimenten, aan Hasebroek
zelf gericht: "Maar welke gedachten, Beste Vriend! vormt Uwe allerliefste zuster
zich toch van onze beoordeelaars, dat zij voor haar uitmuntend Te Laat zulk
eene voorrede noodzakelijk achtte? Zie, wanneer ik wist dat zij mij er onder
rekende... Wensch haar geluk met de eerstelinge, die het kan dunkt mij niet
missen, algemeen bevallen moet. Welk eene keurige en ware descriptie, welke
geheel vrouwelijke naïviteit en kieschheid, welk een gevoel op bl... maar welke
zoude ik niet moeten aanhalen, welke benijdenswaardige passages bl. 39, bl. 140,
bl. 168, 169, geurige rozen in den schoonen bloemenkrans! Of kent Gij iets zoo
fijn uitgedrukt, iets zoo fijn gedacht in eenig werk onzer Heeren Roman
schrijvers? Al waart Gij honderd maal haar broeder Gij mogt veel met het werk
op hebben!"66 In De Gids beoordeelde Potgieter Betsy Hasebroeks roman zeer
gunstig.
In de loop der tijd werden Betsy's nu nog zeer leesbare, gevoelige en hoogst-
romantische verhalen snel vergeten. Wel verschenen er aan het eind van de negen
tiende eeuw nog enkele herdrukken, maar hoge oplagen haalden ze niet.
Betsy Hasebroek ontwikkelde zich, net als haar broer en Beets, steeds meer in
de christelijke richting, die reeds aangekondigd werd in haar laatste roman, De
Bedevaartgangers. Zij bleef wel publiceren, en moest dat waarschijnlijk ook om
financiële redenen, maar haar vroege werk is niet vergelijkbaar met het diep
religieuze van later tijd.
Busken Huet poogde nog eens aandacht voor de fijngevoelige romans van