145 My is 't behoefte ze op te graven, De ruwe bolster glad te schaven, Totdat weer de oude glans ze omstraal'. Ik wil niet met de ontvlamde blikken Eens Zieners in de toekomst zien, Maar, als een kind aan moederkniên, My aan de zoete taal verkwikken, Die van der Oudheid lippen vloeit; Om, van heur geest geheel doorgloeid, Als weg te zinken in 't verleden, - De mijnen dier verborgenheden Tot de uiterste aadren in te treden, - En, van heur tooverkracht geraakt, By de overstelping van genieten, In vrije zangen uit te gieten, Wat my geheel de borst doorblaakt. Uit: Nederlandsche Muzen-almanak, 1846. 1. Conroet: Bende. 2. Bliaut: Een ruim kort kleed, dat over 't hemd en vaak onder den scornoet wierd gedragen. ONDER DE LINDE Op den heuvel in het bosch van Heilo Hoe laat ge uw breede takken, Als in een stillen droom, Staag naar den heuvel zakken, O koninklyke boom! Herdenkt ge 't schoon verleden: Hoe uit het groene bosch De Jonkvrouw kwam getreden, En neerzat op uw mosch;

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 145