Jan Duin heeft twee pikzwarte kalven - "Ien wit voetje heeft de ien, de aare niet" - En hij wedt om een zak met zcsthalven, "Dat je nieuwerts der wederga ziet." Dit is Guurtje, Teuns dochter, vrij krachtig, Kort gejakt, lang gerokt, gansch niet bleek: Die des zondags een kap draagt heel prachtig, Maar een mop, als gij ziet, in de week. Lange lanen van elzen en berken, Ik bemin en bewonder u wel, Maar gij schijnt wat slaapwekkend te werken Op het dichterlijk droomend gestel! Ik voel mijn oogen bezwaren, Het is of ik ze sluit; Maar nog zie ik grasgroene blaren, En weder, en immer rechtuit! Een opweklijke stoot in den horen! Dit is Beverwijk, naar ik merk, Ik ken dien heelen toren Bij die halve, en toch dubbele kerk3. Beverwijk! nooit vergeet ik de dagen, Toen langs heel deze uw straat, voor 't gemak, Die moorddadige keistcenen lagen, Daar men assen en ribben op brak4 Ach, toen deedt gij door paarden en menschen, Uit elkander geschokt en ontwricht, U van d'ochtend tot d'avond verwenschcn; Maar uw ooren en beurs hieldt gij dicht. Beverwijk! welk een toekomst, wat tijden, Als de hoofdstad des Rijks, met haar schaar, Straks uw Holland-op-'t-Smalst zal doorsnijden, Of 't een blaadje couponpapier waar!

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 131