maar een maanjaar van 12 maanden van 29 of 30 dagen, van tijd tot tijd
afgewisseld met een jaar van 13 maanden. Aan de hand van ingewikkel
de berekeningen met een 19jarige maancyclus heeft men al in de middel
eeuwen berekend, dat Pasen valt op de zondag na de eerste volle maan
in de lente. De vroegst mogelijke paasdatum is dus 22 maart en de laatst-
mogelijke paasdatum 25 april, zodat er van 22 maart t/m april 35 dagen
zijn waarop Pasen kan vallen. Voor het herleiden van volgens de Paas-
stijl gedagtekende stukken naar de Jaardagstijl, moet de paasdatum van
het desbetreffende kalenderjaar bekend zijn. Dit gegeven halen we bij
voorbeeld uit het al eerder genoemde "Taschenbuch" van Grotefend.
Aan de hand van de gevonden paasdatum is het dan niet zo moeilijk om
een juiste datering volgens de Jaardagstijl toe te passen.
Als voorbeeld nemen we het oudste archiefstuk van de gemeente Hei-
loo, zoals dat in de vorige Cronyck werd beschreven. De datering van
dit stuk luidt: "gegeven inden Hage opten XXVIsten dach in februario
int jair ons heren duysent vierhondert vijve ende vijfftich, naden loop
van onsen hove" Met de zojuist vermelde kennis van tijdrekenkunde
weten we dat het onderstreepte zinsgedeelte de gebruikte jaarstijl aan
geeft, n.l. de paasstijl. Dit betekent dat op de kanselarij van de Hol
landse graven het jaarcijfer op de eerste Paasdag wisselde. Op de 26e
dag in februaridus ruim vóór de vroegstmogeli jke paasdatum van 22
maart, bevond men zich op de grafelijke kanselarij volgens de in gebruik
zijnde Paasstijl nog steeds in het "oude Jaar". Terugrekenend naar de
Jaardagstijl is de datum van dit charter dan ook niet 26 februari 1455,
maar 26 februari 1456. Door de zeer vroege datum is dit voorbeeld wel
erg sprekend. Anders wordt het als de paasdatum valt in de al eerder
genoemde periode van 22 maart - 25 april. Raadpleging van een tijdre-
kentabel is dan zonder meer noodzakelijk voor het bepalen van een juis
te datum.
Overigens dient in dit verband terdege rekening te worden gehouden
met het feit, dat volgens de Paasstijl een aantal dagen in het ene "paas-
jaar" ontbreken, terwijl ze in het daarop volgende "paasjaar" twee
maai ku en voorkomen. Voorbeeld: het paasjaar 1524 loopt van 27
maart (1 e Paasdag) 1524 t/m 15 apri I 1525, het paasjaar 1525 loopt
van 16 april (1 e Paasdag) 1525 t/m 31 maart 1526. Dit betekent dat 3
april bij voorbeeld in het paasjaar 1525 niet, maar in het paasjaar 1524
twee maal voorkomt.
Voor het gebruik van de Boodschapstijl wordt in dit verband kort
heidshalve verwezen naar hetgeen over het gebruik van de Kerststijl
vermeld is. Dit, omdat Maria Boodschap net als Kerst een onverander
lijke feestdag is met een vaste plaats in de kalender.
Gelukkig zijn dit geen voorbeelden van dagelijks voorkomende reke-