Sinds die tijd berustten de ambachtsheerlijkheden in hun volle om vang bij één heer. Naast enige andere rechten (de z.g. heerlijke rechten) had de ambachtsheer het recht tot het aanstellen van de schout. De schout was binnen de heerlijkheid een zeer belangrijk persoon, die in collegiaal verband met de ambachtsbewaarders of "waersmannen" het bestuur en met de schepenen (schepenbank) de rechtspraak uit oefende. Zowel ambachtsbewaarders als schepenen werden veelal door de ambachtsheer uit hem door de schout aangeboden dubbel tallen benoemd. Het getal der schepenen was gewoonlijk 5 of 7, dat van de ambachtsbewaarders 2-4. De ambtsduur was één jaar en het ambt was ambulatoir, d.w.z. men kon afwisselend een jaar schepen en een jaar ambachtsbewaarder zijn. Binnen het bestuur fungeerde de schout als vertegenwoordiger van de ambachtsheer. Andere functionarissen binnen het ambacht van Heiloo waren: de secretaris, de bode, de kerkmeesters, de schot- vangers(=belastinggaarders) en de armenvoogden. De rechtspraak in de ambachtsheerlijkheid betrof, anders dan in de hoge- of halsheerlijkheid, civiele zaken en boetstraffelijke crimi nele zaken (overtredingen). De lijfstraffelijke criminele zaken waren voorbehouden aan de baljuw met zijn leenmannen. De schout trad bij rechtszaken op als officier van justitie; hij was belast met de opspo ring, eiste de straf en legde deze ook ten uitvoer. Het feit dat de schout een aandeel in de boete ontving, is in dit verband wel beden kelijk. De baljuw was bestuurs-, rechterlijk- en politieambtenaar die, als vertegenwoordiger van de hoge overheid, aan het hoofd van zijn bal juwschap met zijn welgeboren mannen of leenmannen een gerecht vormde. Tot de taak van dit baljuwgerecht of vierschaar behoorde o.m. de reeds genoemde criminele zaken van de ambachtsheerlijkhe den en in hoger beroep, de civiele zaken van zowel hoge als ambachts heerlijkheden. De baljuwschappen waren onderverdeeld in schoutamb ten; de schout verkreeg van de baljuw zijn opdracht (schoutenban) en was in dit opzicht aan hem ondergeschikt. Aan de hand van deze gegevens kunnen we ons wat makkelijker een beeld vormen van hetgeen in dit charter aan de orde is. Het is duidelijk dat de vergaderkosten van het bestuurscollege ook in die tijd geld kostte, waarbij, gezien de primitieve vervoersmoge lijkheden van die dagen, de factor "verblijfskosten" zeker een rol zal hebben gespeeld. Het bijwonen van de processen van de baljuw met zijn leenmannen in Haarlem, zal hiet eveneens het nodige toe bij heb ben gedragen. Dat in dit opzicht een college van 6 personen minder kosten met zich mee bracht dan een college van 8 personen, behoeft 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1978 | | pagina 10