5
de verpachter, de Heer van ter Coulster. Al het graan dat op het land
goed verbouwd werd, was de molenaar verplicht te malen. Hij ontving
hiervoor echter geen maalloon. De inwoners van het dorp - "de Heer-
lijckheijt Heijlo"waarover de Heer van ter Coulster ook de scepter
zwaaide - hadden ook hun verplichtingen. Zij moesten hun graan laten
malen door de daarvoor aangewezen molenaar van de dwangmolen. Het
was niet toegestaan elders het koren tot meel te laten verwerken. In
1714 verkocht Claas Garbrandsz de molen aan Ernst van Essen "wonen
de binnen deze Heerlijckheijt"zo staat er in het protocol van 1 8 mei
1714. Ernst van Essen kocht de molen met woonhuis en het daarbij be
horend huisje voor ƒ.3000,-. Hij betaalde 1 .100,- contant en kwam
overeen het resterende bedrag te betalen in 4 jaarlijkse termijnen van
ƒ.200,-, 7 jaarlijkse termijnen van ƒ.150,- en tot slot een bedrag
van ƒ.50,- in 1726.
De meelmolenaar van Essen had de eerste jaren in zijn bedrijf niet
veel geluk. Tijdens een voorjaarsstorm in 1717 liep de molen door de
vang en brandde geheel af. Daar van Essen van plan was om er zo
spoedig mogelijk een nieuwe molen voor in de plaats te stellen, vroeg
en kreeg hij van zijn schuldeisers uitstel van aflossing van zijn schul
den. Gedurende acht jaren zou hij alleen hiervan jaarlijks 4°/o rente
dienen te betalen. Uit de stukken blijkt nergens dat Ernst van Essen
zich niet aan deze overeenkomst heeft gehouden. Wel is mij door een
akte van notaris Bodeghem te Alkmaar van 15 september 1737 duide
lijk geworden, dat van Essen het niet zo nauw nam met zijn verplich
tingen tegenover de Heer van ter Coulster wat betreft het gratis meel-
malen. De verplichtingen waren met de verkoop van de molen welis
waar uitvoerig besproken maar nergens schriftelijk vastgelegd. Toen
zijn zoon Hendrik van Essen, na in 1750 te Bergen in het huwelijk te
zijn getreden met Catharina Kluft, hem als molenaar opvolgde, ging
alles schijnbaar nog op dezelfde voet voort.
Vermoedelijk door het familie krakeel tussen de families van Cats
en Bergeon van huize ter Coulster en de voorgenomen boedelscheiding,
waarbij ook de twee akkers op het Slimpad, waarop de molen "De Blin
ker" stond waren betrokken, 1) wendde Hendrik van Essen zich aan
het einde van 1787 tot notaris Pieter Panneboeter te Alkmaar. Boven
genoemde notaris, die belast was met de boedelscheiding van het
landgoed "ter Coulster" had van Essen hoogstwaarschijnlijk aange
raden zijn rechten en plichten als eigenaar van de dwangmolen op
schrift te laten stellen. Zo werd op 19 januari 1788 een akte opge
maakt, waarin duidelijk was omschreven, dat Hendrik van Essen in
erfpacht bezat de werf waarop de meelmolen te Heiloo stond, het
erf en de tuin daarbij gelegen, benevens een bosje ten zuiden daar
aan, alles behorende tot een perceel grond, gelegen onder Heiloo