De rest is mij ontschoten. Maar de vraag zou gesteld kunnen worden:
in hoeverre hebben bakerliedjes invloed op 's mensen levensloop?
Joan Bertrand
DE BRANDSPUIT
(1823)
Bij het eerder omschreven onderwerp "Maatregelen bij brand",
bleek, dat de burgers in 1760 vanuit elk huis minstens één persoon
dienden te leveren, die met een wateremmer gewapend terstond naar
de brand moest om aan het blussingswerk deel te nemen. Wij hebben
er waarschijnlijk geen voorstelling van hoe dat blussen op die wijze
ooit tot een doeltreffend resultaat heeft kunnen leiden. Of bij elke
brand voldoende water in de directe omgeving beschikbaar was, valt
niet te overzien. Maar wanneer er van enige afstand sprake was,
zal men wel met zogenaamd doorgeef systeem in kettingverband hebben
gewerkt. Of toen zelfs emmer voor emmer een brandje van enige om
vang geblust kon worden is een open vraag. Het zal al een hele op
luchting gegeven hebben, als de belendingen konden worden natge-
houden om uitbreiding van de brand te voorkomen.
Een brandspuit stond in 1760 zeker nog niet ter beschikking. Of
er kort nè. die tijd een brandspuit is aangeschaft is tot nu uit de stuk
ken niet gebleken. Overigens zou het bij een totale bevolking van
350 h. 400 inwoners in die jaren, ook financieel niet mogelijk zijn
geweest, zelfs maar te denken aan een spuit, ook niet wanneer dat
een heel eenvoudige handspuit zou zijn.
In de beschikbare stukken wordt voor het eerst over een brandspuit
gesproken in 1823, toen Jonkheer G.P. van Vladeracken Schout was
van Heijloo. Dat is dus heel wat jaren later. Bij brief van 22 mei
1 823 wordt voor de Staatsraad Gouverneur (thans commissaris der
Koningin) van Noord-Holland, door W. Jager als lid der Gedeputeerde
Staten bij absentie van den Gouverneur, aan den Schout van Heijloo
bericht als volgt:
Uit het door UEd. aan mij, naar aanleiding mijner aanschrijving
van den 11 maart 1.1.(provinciaal blad nr. 32) gegeven berigt, heb
ik met bevreemding gezien, dat in Uwe gemeente geene brandspuit
nog andere middelen tot blussing van brand aanwezig zijn.
Het is 's Konings (Koning Willem i) stellig wil, dat overal, waar
geene brandspuiten bestaan, dezelve onverwijld worden aangeschaft
en ik moet UEd. derhalve aanschrijven om den raad Uwer gemeente ten
12