abdij Sint-Mariën voor de eerste maal Irmina, de Abdis
van Oeren en meesteres van Echternach ontmoette. Echter
nach ligt in het zuid-oosten van Luxemburg aan de rivier de
Süre. Van 697-698 verbleef Willibrord opnieuw in Trier.
Bij deze gelegenheid schonk Irmina hem haar aandeel in de
"villa Echternach" (de stad Echternach), met enkele kerken
en een klein klooster. Irmina, de grote weldoenares van
Willibrord, was een waardige moeder van meerdere kinde
ren, een vertegenwoordigster van de Frankische hoge adel,
die na de dood van haar echtgenoot de "nonnensluier aannam"
en op 24 december 710 als Abdis van Oeren (Trier) stierf.
Eén van haar kinderen was Attala, grootmoeder van Gregor,
de onmiddellijke opvolger van Willibrord op de Utrechtse
bisschopszetel. Irmina had in 697 Willibrord slechts de helft
van Echternach geschonken. De andere helft behoorde toe
aan Pippijn en zijn vrouw Plektrudis, een dochter van Irmi
na. In 698 begon Willibrord met de bouw van een nieuw
klooster met kerk in Echternach. In 706 kreeg hij ook het
aandeel van Pippijn en Plektrudis. Echternach was voor
Willibrord een "vredeshaven" waar hij en zijn metgezellen
zich terugtrokken als het in Friesland "stormde", hetgeen
nogal eens voorkwam zo lang Radboud leefde.
Van 714-719 tijdens de grote opstand der Friezen lag
het missiewerk volledig stil en werden vele kerken verwoest.
Voor Willibrord was Echternach ook een "opleidingsinstituut"
waar vele jonge monniken naar toe kwamen. De meest beken
de leerling van hem was Winfried, na zijn bisschopswijding
Bonifacius genaamd. Hij onderging in 754 bij Dokkum de mar
teldood. Ondanks alle zorgen, ontberingen en teleurstelling
en bereikte Willibrord een hoge leeftijd. Hij stierf op 7 no
vember 739 op 81-jarige leeftijd. Hij werd in zijn kerk, de
Willibrorduskerk van Echternach, begraven. In 1-031 werd
het lichaam van deze "grote Europeaan" opgegraven en in
de kerk onder het hoofdaltaar bijgezet.
Het enige bekende handschrift van Willibrord dateert van
november 728. Op een van de bladzijden van een hem toebe
horende kalender heeft hij eigenhandig geschreven:
"In nomine d(omi)ni clemens uuillibrordus anno secente-
6