vaardigd, bepaalden Schout en Schepenen als volgt: "Wij, Schout en Schepenen der Heerlijkheid Heijloo en Oesdom, met approbatie (goedkeuring, vergunning) van den HoogEd. Heer Jacob van Catz, Coulster Heijloo en Oesdom keuren en ordonneeren, gelijk wij keuren en ordonneeren bij deesen, om redenen, dat wij binnen drie jaar 't onge luk van brant gehad hebben en ondervonden in de droevige omstandigheijd, dat wij brave en getrouwe burgers in dat werk hebben bevonden, dog daar en tegen ontrouwe ingeseetenen, dien na sulke droevige omstandigheijd, niet om en sagen, en sommige dien nog al quaamen (die toch wel kwamen) geen hand aan 't werk sloegen en daarom hebben wij 't niet ondienstig geagt, om aldus te moeten ordonneeren, verhopende dat de Groote God ons voor brant verder wil bewaaren, dog soo wij 't wederom moeten ondergaan, dat den Schout en Schepenen van Heijloo en Oesdom, soo gauw als sij 't hooren, daar present moeten zijn, op de boete als sij daar niet zijn, de Schout twee gulden en ieder Schepenen één gulden en dat alle ingeseetenen van Heijloo en Oesdom uijt ieder huijs een persoon met een wateremmer moeten koomen daar de brant dan is en niet koomende sullen sij mede verbeuren ieder persoon tien stuijvers, en die niet met de branthaak koomen ook tien stuijvers 't geene aanstonds sal koomen ten profijte van den armen alhier off sij sullen des begeerende onder eede moeten verklaaren, dat sij van dat ongeluks toen niet hebben ge- weeten dat alsdan die geene van voorschreeven boete vrij sullen zijn dog de met de eerste branthaak daar bij koomt sal een gulden tot een present hebben daaromme moeten die geene die bij de brant koomen, moe ten staan blijven, en als de brant gedaan is, om. deselve op te schrijven om soo te kunnen nagaan, wie dat er niet is geweest" 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1977 | | pagina 12