5 de hooggelegen gronden van het dorpsgebied werd uitgeoe fend. De buurschappen lagen dan ook (zie kaart 1) alle binnen de grenzen van de strandwalgronden. Uit de blok- verkaveling der bouwlanden op de strandwal, welke men in de huidige verkaveling terug vindt, zou men misschien kunnen concluderen, dat de oorspronkelijke nèderzettings- vorm een verspreide bewoning was. Naast de bouwlanden op de geestgrond waren de wei- en hooilanden, voorzover de waterstand (laat-middeleeuwse transgressiefase) het toeliet, gelegen in de lagere delen ten oosten en westen van de strandwal Limmen-AlkmaarNaast deze bouw-, wei- en hooilanden waren er de uitgestrekte wildernis sen, meren en plassen, die gebruikt zullen zijn als jacht gebied en voor de turfgraverij (onder meer in de Oosterzij). Bedijking en Inpolderingen. Om zich in Noord-Kennemerland tegen het water te beschermen, ging men, met name gedurende de laatste fa se van de subatlantische transgressiefase, welke vanaf de 10e eeuw tot de late middeleeuwen voortduurde, over tot bedijking van het pikkleilandschap en afsluiting van de strandvlakten. Na 1200 begon men onder de krachtige leiding van de graven van Holland de vlakten tussen de strandwallen af te sluiten. Als een voorloper hiervan kan de Zanddijk ten zuidwesten van Oesdom genoemd worden, aangelegd door de monniken van Egmond in de 1 1e eeuw, welke een eerste poging was om het water in de vlakte tussen twee strandwallen te beheersen. Om streeks 1212 werd de vlakte tussen Egmond en Heiloo met het Berger- en Egmondermeer afgesloten door een dijk tussen Bergen en Alkmaar. Om het gebied ten oosten van Limmen en Heiloo droog te houden werd omstreeks 1 280 in het noorden een dijk tussen Boekei en Alkmaar aange legd, terwijl ter meerdere beveiliging al vroeger tussen 1EW. Hofstee en A.W. Vlam: Opmerkingen over de ont- wikkeling van de perceelsvormen in Nederland, pag. 200.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1976 | | pagina 7