Tenslotte kunnen nog de delgronden genoemd worden. Dellen zijn erosiegeulen in het sterk geërodeerde pikkleilandschap. Zij liggen in het terrein als opvallende lage en kronkelende stroken, waarin het merendeel van de sloten is gegraven. Het zijn natte tot drassige landen met sterk uiteenlopende bodemprofielen. De grote vochtigheid, vooral gedurende het winterhalfjaar, maakt hen alleen geschikt voor grasland. De moerassige graslanden, die hier en daar op de delgronden voorkomen, zijn zelfs alleen bruikbaar als hooiland^ Waterhuishoudkundige toestand De lage bepolderde gebieden van de gemeente Heiioo hebben een min of meer volledig beheerste waterstand en lozen op de door het Hoogheemraad van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland beheerste Scher merboezem. Op de bemalingstoestand van de waterstand van de verschillende polders kan hier niet worden ingegaan. Er moet echter wel opgemerkt worden, dat de waterbeheersing in een enkel geval nog wel te wensen overlaat. Zo zal men ten behoeve van een watervoorziening in enkele polders tot een veel verder gaande indeling met afzonderlijke, aangepaste zomerpeilen moeten komen met name in de Oosterzijpolder, waar de hogere gronden langs de strandwal bij de huidige peilen te sterk worden drooggelegd. Het strandwallenlandschap wordt niet bemalen en ligt ook niet in polderverband. De watervoorziening wordt hier beheerst door het grondwater in het doorlatende zand van het hogere duinlandschap, dat betrekkelijk gemakkelijk tot afstroming komt, enerzijds naar zee, anderzijds naar het lagere strandwallenlandschap met de bekende geestgronden, waar het zich op de laagste plaatsen in het open water van sloten, enz. ontlast. De natuurlijke afwatering daarvan heeft weer plaats op de reeds genoemde laaggelegen gebieden, welke bepolderd zijn en door middel van bemaling een constant waterpeil bezitten. De wateronttrekking aan de duinen ten behoeve van de drinkwatervoorziening en de industrieën die reeds na het midden van de vorige eeuw een aanvang nam, had echter fnuikende gevolgen voor de waterhuishouding van de strandwalgronden. De wateronttrekking had namelijk een belangrijker grondwaterstandsverlaging ten gevolge, waardoor verdrogingsverschijnselen op de hoogste geestgronden optraden, die het teeltrisico van onder meer bolgewassen belangrijk vergrootten. Echter door middel van bevloeiing (van grote diepte opgepompt grondwater) kan men niet alleen, zoals de praktijk heeft uitgewezen, iedere vorm van droogteschade voorkomen, doch tevens de grondwaterstand behoorlijk beheersen, drs. P. Wijn. De Roo: De bodemkartering van Nederland, deel XTV, pag. 32, 64.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1976 | | pagina 11