Bodemindeling
De gemeente Heiloo is in grote trekken onder te verdelen in enkele
landschappelijke eenheden, die elk gekenmerkt worden door een bepaalde
topografische en bodemkundige gesteldheid. Deze indeling blijkt tevens grotendeels
samen te vallen met een indeling naar het gebruik, dat de mens van de bodem
maakt.
Het vlakke strandwallenlandschap, bestaande uit de strandwalgronden (beter
bekend als geestgronden), is in de tweede helft van de 19e eeuw intensief in cultuur
genomen door de tuinbouw. Op deze gronden, die tot grote diepte uit zuiver zand
bestaan, is het typische Kennemerlandse tuinbouwbedrijf tot ontwikkeling
gekomen, dat zich in hoofdzaak bezig houdt met vollegrondsgroenteteelt, meestal
gemengd met bloembollenteelt. Daarnaast komt echter ook het zuivere
bloembollenbedrijf voor, voornamelijk ten zuiden van de kom Heiloo. Uit een
vergelijking van de bodemkundige overzichtskaart en het bodemgebruik blijkt
duidelijk, dat tuinbouw de voornaamste gebruiksvorm van de betrekkelijk smalle
stroken strandwalgronden is en dat er nog maar zeer beperkte uitbreidingsmogelijk
heden aanwezig zijn.
Het laaggelegen en bepolderde jonge zeekleigebied langs en tussen de
strandwallen, dat als geheel een uitgesproken weidestreek vormt, wordt grotendeels
in beslag genomen door het sterk geërodeerde pikkleilandschap. Dit bodemkundige
landschap bestaat in hoofdzaak uit:
a. middelhoog tot vrij laag gelegen pikkleigronden, opgebouwd uit een zwaar en
kalkloos kleidek met slechte structuur, rustend op een zandige, venige of kleiige
ondergrond;'
b- De topografisch laagst gelegen meergronden, die de drooggelegde bodems van de
voormalige plassen en ondiepe meren vormen. Zij zijn ontstaan bij de mariene
erosie van het pikkleidek en opgebouwd uit meestal kalkrijk, zandig tot zavelig
materiaal van de oorspronkelijke oude strandwalvlakte, waarop het pikkleidek al
of niet met een dunnere of dikkere, venige tussenlaag tot afzetting kwam. Zoals
uit een vergelijking van de bodemkundige overzichtskaart en het bodemgebruik
blijkt, worden deze licht bewerkbare gronden hier en daar reeds in beslag
genomen door de tuinbouw (met name in de Boekelermeer).
Tussen de hierboven besproken zeekleigronden en de zandkleigronden van het
strandwallenlandschap bevindt zich veelal een strook strandwalovergangsgronden,
die in mindere of meerdere mate, meestal respectievelijk regelmatig of onregelmatig
met ingeslibde kleidelen zijn vermengd. De profielbouw is veelal zeer onregelmatig,
in het bijzonder waar veen in de ondergrond optreedt. Hoewel deze gronden nog
merendeels in grasland liggen, worden zij op verschillende plaatsen door de beperkte
uitbreidingsmogelijkheden op de strandwalgronden, reeds voor een belangrijk deel
in beslag genomen door de tuinbouw.
H.C. de Roo: De bodemkartering van Nederland, deel XTV, pag. 1, 2, 3.
8