en mechanische bestrijding (met behulp van machines) van de bedreigingen.
Het beschermen van het gewas was uiteraard ook een van de onderdelen
van het werk van de lelietelers in Akersloot. In eerste instantie deden zij dit
werk zelf. Later werden ze ook ondersteund door loonbedrijven, zoals die
van Willem van Vliet en Cees Schut. Het inschakelen van de loonbedrijven
gebeurde vaak gedwongen, doordat men geen spui tlicen tie had. Veldbespuiting
geeft overigens ook betere resultaten dan bespuiting met de rugspuit.
Uiteraard moest er op het land veel gewied en vuil getrokken worden. Ook
werd er regelmatig gezocht naar zieke bollen, ook wel vuur- of ziekzoeken
genoemd. Bij vuur is er sprake van een infectie van de plant als gevolg van
het binnendringen van een schimmel. Als het gevreesde vuur eenmaal in de
plant zat, zou deze spoedig afsterven. De virusplanten werden uit de grond
getrokken en vernietigd.
Een ander gevaar bij het telen van de lelies zijn de beruchte grondaaltjes.
Deze aaltjes maken wondjes in de haarworteltjes van de bollen, waardoor zij
schimmels en virussen veroorzaken. De lelietelers bestreden de aaltjes door
middelen als Cel DD en Monam in de grond te injecteren. Het injecteren
gebeurde meestal bij windstil weer. Het hele dorp kon dan 'meeruiken'.
Eind jaren zestig werd in Amerika het wondermiddel Benlate (Benomyl)
ontwikkeld. Het middel was vooral doeltreffend bij het bestrijden van
schimmels. Het heeft ook in de lelieteelt voor goede oogsten gezorgd en
werd dan ook op grote schaal gebruikt, maar vaak teveel, waardoor de bollen
resistent werden, met als gevolg dat het middel niet meer afdoende werkte.
Als de bollen gerooid zijn en bewaard worden, kunnen er rotte plekjes op de
bol verschijnen. Deze aantasting van de bollen, ook wel 'bewaarrot' genoemd,
kan vermeden worden door de bollen na de verwerking te ontsmetten. Bij
het ontsmetten krijgen de bollen een dompelbad dat voorzien is van de
nodige beschermingsmiddelen. De lelietelers voerden deze klus handmatig
uit. Hierbij was het uiteraard wel van belang dat zij handschoenen droegen.
Hierover later meer.
Om de leliegronden te ontsmetten, de groei van de bollen te verbeteren en
aaltjes te bestrijden kozen lelietelers steeds vaker voor het regelmatig stomen
van de grond. Meestal werd dan gebruik gemaakt van een mobiele stoomketel
van het loonbedrijf van Cees Schut. De mobiele stoomketel werd als volgt
gebruikt: De grond werd afgedekt met plastic dat rondom werd dichtgezet
met grond, balken of kettingen. Vervolgens werd er onder het plastic stoom
gespoten, die ongeveer 50 centimeter diep de grond inging. Het werd dan 100
graden heet en alle besmettingen waren weg. Cees heeft drie stoomketels aan
het werk gehad. Hij had zijn werkterrein door heel Noord-Holland. Ten tijde
80