JL JLet 'dagelijkse leven' tijdens een
Wereldoorlog
Naast mij woonde het gezin Poland. Engel Poland
was molenmaker.
De Duitsers hadden in de Groot-Limmerpolder
zogenaamde anti-droppingsvelden aangelegd
tegen eventuele troepenlanding van vijandelijke
parachutisten. In het gebied van Slikkerdie stonden
honderden sparrenstammen twee a drie meter in
de bodem. Daar zouden wij, Jan Poland (zoon
van Engel Poland) en ik, ons naartoe begeven om
de sparrenstammen mee te nemen en daarmee de
kachel op te stoken. Doordat hij timmerman was
(molenmaker) had hij verstand van hout wat later
goed van pas kwam, om reden dat er twee soorten
sparren stonden namelijk vurenhout en grenenhout.
De laatste moesten wij hebben, omdat grenen meer
hitte gaf vanwege de hars en het hout vaster en
harder was.
Er was al lang een avondklok, na 20.00 uur tot 's
morgens tot het daglicht mocht niemand meer naar
buiten zonder vergunning oftewel ausweis. Als de
moffen je zagen namen zij het recht om zonder
pardon op je te schieten.
Ze konden als je niet
te ver van hen af was
nog "halt" roepen;
dan had je tot zover
geluk. Ik woonde
aan de Julianaweg
op nr. 14 en kon bij
mij vandaan recht
de weg oversteken.
Dan over het erf van
schilder Kaandorp en zo door de tuin van Struif en Blokker. En vervolgens
door het weiland van de gebroeders Kaandorp en daarna door de tuin die
naar het huis van Jan Poland leidde. De Geesterweg bestond nog niet. Het
was voor mij dus een eenvoudige zaak. Dit gold niet voor mijn vrouw die
alleen met de kleintjes achter bleef. Zij vond het natuurlijk een angstige tijd.
De eerste avond dat ik bij Jan Poland belandde, waren wij beiden zenuwachtig.
Eerst maar gezamenlijk overleggen hoe wij dit gaan aanpakken. We besloten
vanuit het huis meteen de Buurtweg over te steken en vervolgens rechtuit
totdat wij bij het roeibootje zouden komen. Poland had het traject overdag
verkend. Roeispanen lagen onder de omgekeerde boot en dat klopte. En daar
begon onze eerste gezamenlijke 'strooptocht'. Omdat ik al geruime tijd bij
Koppes werkte en bijna dagelijks aan het varen was, kon ik dat beter dan Jan
Poland. Zo arriveerden wij in het pikkedonker door de Krommesloot bij het
Slikkerdie. Na ca. 150 meter door het Slikkerdie stonden aan de rechterkant
de palen. Nergens was een lichtpuntje te herkennen vanwege de verduistering
voor de vliegtuigen. De palen stonden kris kras door elkaar.
Het waren er duizenden en onderling waren zij met prikkeldraad verbonden
boven op de kop. Er waren palen bij waar meer dan tien a twintig draden op
vast waren gemaakt. Dat was voor de timmerman Poland geen probleem,
want hij had scherpe nijptangen voldoende. Wij hielden zoveel mogelijk de
buitenste palen in de gaten want die hadden de minste draden op de kop.
De vakman kwam opnieuw in actie, hij kon namelijk voelen of het grenen
of vuren palen waren. Daarna liep het gesmeerd. Sommige palen konden
wij, als de draden verwijderd waren en door ze heen en weer te schudden, er
makkelijk uitlichten. Andere moesten wij afzagen. Tien a twaalf palen lagen
achter de boot vastgebonden en zo gingen wij weer op huis aan. Vervolgens
47
Freek Kerssens.
Marie Kerssens -Tiebie.
Huis van de familie Poland (links) en Freek Kerssens (rechts).
Man in de midden (met hoed) is Engel Poland.
Houten palen in de
Ca
te
Op soortgelijke
wijze zijn in de
(Foto beeldbank
Oud-Uitgeest.)