en te foeteren, want hij kon zijn klompen niet meer vinden. Freek zei hij, zoek jij ook eens, ik kan ze nergens meer vinden. Ik vond toen onder de bollentafel een paar klompen, totaal versleten en in de klompen kleefde bloed! Kijk nou eens zei ik, ze zullen wel van één van die mensen zijn die hier overnacht heb ben. Koppes was verontwaardigd en zei: "Je geeft ze te eten en onderdak en dan bestelen ze je ook nog". Maar ik wees hem op het bloed in die klompen en Koppes liep huilend de schuur uit en schaamde zich diep over datgene wat hij gezegd had. Koppes was ruw in de mond maar een heel gevoelig mens met een klein hartje. Alles overdenkend denk ik dat het stoken om je te ver warmen en om het eten gaar te krijgen het grootste probleem was. Kleding werd ook moeilijk, maar in de kou zitten is wel heel erg. Mijn vrouw heeft vele malen, vooral in de zomermaanden, aardappelen buiten op een zoge naamd veldoventje gaar gemaakt. Daarvoor werd een gat in de grond gemaakt met rondom stenen zodat het vuur bleef branden en daarop een pan met aardappelen. Zo probeerde je met minimaal brandstofverbruik je eten gaar te krijgen. Als het weer te slecht werd dan gingen we over op de kachel. Het rooster werd omhoog gebracht met stenen eronder waardoor het vuur dichter onder de pan kwam te liggen. Alles om weer brandstof te sparen. Ideeën om brandstof te sparen werden over en weer uitgewisseld. Als je dat vergelijkt met de huidige tijd kan je je niet meer voorstellen hoe de kinderen zijn groot gekomen. De zorgen die wij daarover hadden vergeet je nooit meer. Ik hoop dat God zal geven dat mijn kinderen voor zoiets gespaard mogen blijven. In het laatste jaar van de oorlog raakte al de brandstof op. Schuttingen, hekken en alles waar hout aan zat werd als brandstof verbruikt. De stoomsleepboten maakten de stoom in hun ketel niet meer aan met de vetkolen maar met grote briketten. Ze waren loederig zwaar met veel zand en klei om ze zo te kunnen persen. Maar ze brandden wel in de kachel als je ze kapot sloeg. We wisten ge lukkig nogal eens aan deze brandstoffen te komen. Wij werkten immers langs het Noord-Hollands kanaal en daar kwam nog wel eens zo'n sleper voorbij. Wat er nog te vervoeren was, ging meestal over water. De vrachtauto's reden niet meer zo dikwijls vanwege het ontbreken van brandstof. Ook de mannen op de slepers hadden gebrek aan vele dingen bij moeder thuis. Dus ruilen, zoals tabak van eigen teelt en tabaksbonnen, als het kon met de briketten. Er moest wel zwaar onderhandeld worden want beiden wilde het onderste uit de kan natuurlijk. Aardappelen hebben we in de meeste gevallen altijd wel gehad. Want Koppes zorgde daar wel goed voor. Hiermee eindigt deel 1. Noot van de herschrijver Sjaak Olgers: Bij het herschrijven heb ik zoveel als mogelijk rekening gehouden met de originele vertelling. In de volgende Groene Valck verschijnt deel 2: Het 'dagelijkse leven' tijdens een Wereldoorlog 53

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 2017 | | pagina 54