waren die hier misbruik van maakten. Zo is bekend dat na de oorlog vele
bouwboeren wonende in de IJsselmeerpolder veel graan hebben afgestaan,
zonder tegenprestatie, om kinderen uit de grote steden van de hongerdood
te redden. Zelf teelde ik bij mijn moeder aan de Hoogegeest tabaksplanten
om wat geld of goederen te krijgen. Ja, ook geld want de gewone dagelijkse
dingen waren schreeuwend duur en soms zelfs niet te krijgen voor geld, zoals
bijvoorbeeld lucifers, zout en dergelijke. Omdat ons gezin bestond uit een
groot aantal kinderen probeerden wij wat bonnen over te houden. Om deze
weer te ruilen tegen goederen die niet of bijna niet te krijgen waren. Vooral
suikerbonnen waren zeer in trek. De 'zwarte handel' begon toen hoogtij te
vieren met alle ellende van dien. Ik heb mensen terug zien komen bv Ha
genaars vanuit de noordelijke provincies met een beetje aardappelen, rode
bieten, wortelen en rode-, gele- en groene kolen. En maar lopen en lopen
langs vele omwegen om de Duitsers te ontwijken en dan weer over de pont
op 't Schouw Moe, ziek, vermagerd en ellendig. Bij Koppes hebben dergelijke
mensen in de bollenschuur wel overnacht. Hij gaf ze te eten zoals brood en
pap en dat gebeurde nogal eens.
Op een morgen kwam ik bij Koppes aan om te werken en liep hij te ijsberen
52