gewend. De schilder zei: "Pak hem aan". Ik antwoordde: "Nee, hoor dat
doe ik niet". "Pak hem aan", zei de schilder weer. En toen heb ik de telefoon
maar opgenomen. Het bleek achteraf toch niet zo eng, eigenlijk wel leuk.
Rond die tijd ging ik samen met Tinie Kerssens, die op de Hogegeest woonde,
een naaicursus volgen in Heiloo. In die periode had mijn zus Han verkering
met iemand uit Uitgeest die een pak liet maken bij de kleermaker in Uitgeest.
De kleermaker vroeg een meisje en Han zei: "Ik heb wel een zus die bij u wil
werken". Han dacht aan haar zus Gerie, die 5 jaar ouder was dan ik. Maar de
kleermaker had liever iemand die jonger was. Han zei: "Ik heb nog wel een
zus" en de kleermaker zei: "Laat haar maar komen".
Zo ging ik daar werken, maar ik kon eigenlijk nog niets. Bij de kleermaker
in Uitgeest werden mannenpakken, broeken en vesten gemaakt. Ik heb het
daar van de kleermaker heel goed geleerd. Op een gegeven moment was er
niet genoeg werk en ging ik op advies van de kleermaker in de WW Wat
ik van mijn loon te kort kwam, werd aangevuld door de kleermaker. Een
poos later raakte ik via het arbeidsbureau bij een kleermaker in Egmond aan
Zee aan het werk. Ik ging met de bus naar Alkmaar en vanuit Alkmaar met
een andere bus naar Egmond aan Zee. In een woonhuis op zolder werkte
ik daar met twee jongens en de kleermaker zat in kleermakerszit op tafel.
Deze jongens waren de allerlaatste leerlingen van de ambachtsschool voor
de kleermakerij. Het was daar heel gezellig, ik werd op handen gedragen. Ik
maakte daar broeken, mouwen van de jasjes, vesten en damesrokken. Na een
paar jaar ging een stel meiden werken op een atelier in Amsterdam. Nu dat
wilde ik ook wel en zonder het mijn werkgever te vertellen ging ik solliciteren
en werd ik aangenomen. Ik vertelde de kleermaker in Egmond aan Zee dat ik
bij hem stopte en ging werken in Amsterdam. Hij vond het geheel niet leuk
en zei: "Moet je slecht worden". Bij het atelier in Amsterdam kreeg ik een hele
leuke baan. Ik werd eindcontroleuse. In het atelier werden mantels gemaakt
en ik controleerde of ze goed waren, voorzag de mantels van een kaartje,
soms nog van knopen en hing de mantels op maat. Daarna zorgde ik voor de
distributie van deze mantels. Dagelijks ging ik op de fiets naar station Uitgeest
en nam daar de trein om tien voor zeven naar Amsterdam. Tot mijn trouwen
heb ik daar gewerkt.
Elke zaterdag lapte moeder de ramen. Met een pannetje water maakte zij de
ramen nat. Ook werd wekelijks de tuin geharkt. Ik mocht ook een keer met
het pannetje het water tegen het raam gooien. Dat liep niet goed af, ik gooide
niet alleen water maar ook het pannetje, dat door het raam ging. Dus dat was
eens maar nooit meer.
Als 16-jarige was ik vaak te vinden op het voetbalveld, het was daar altijd
gezellig. Of 's avonds als er lof was geweest ging ik uit de kerk naar de
27