dubbeltje verloren had. Op zekere keer viel zij zelfs helemaal met haar benen in de lucht en toen zagen we dat zij in de winter niet eens een broek droeg, wat we vol medelijden aan Moeder vertelden. Zo herinner ik me ook nog eens op een winter dat Oom Ras en Oom Jan Hulst op schaatsen uit Alkmaar bij ons te Akersloot kwamen. Oom Ras was erg dik en kon moeilijk zijn schaatsen opbinden en Oom Hulst is spoedig gestorven zodat ik mij niet herinner hem na die tijd weer gezien te hebben. Hij was timmerman in Alkmaar en had voor mijn broer een heel mooie molen gemaakt, waarvan de roeden bestonden uit gesneden houtspaanders. Die molen kon zo hard malen dat je de roeden niet meer zien kon. Maar we keren nog eens naar de zolder terug. Naast de boekenstelling van mijn Vader stond zijn kleerkast: een bruin geverfde kast. Van een der deuren was een stukje verf afgebladderd en daardoor een figuurtje ontstaan waarvan ik een hondekopje maakte. Achter die kast hingen afgedankte kleren en oude hoge hoeden, alsmede de rok waarin mijn Vader getrouwd was. Ik had er altijd plezier in, die hoeden te passen. Op zekere dag vond ik er een die niet heel groot was en waarin ik zoveel papier deed dat hij mij paste. Toen zette ik hem op, legde een oud rijzadel van mijn Vader, dat ook op de zolder hing en waarvan de zitvlakte van hemelsblauw trijp was, op onze ezel, bond er een pas verroeste stijgbeugels aan, en reed zo door het dorp. Ik vond het aardig door de weinige mensen, die ik ontmoette, achterna gekeken te worden. Dat mijn Vader toen niet thuis was, behoef ik er niet bij te voegen. 26. Naar Haarlem om een ezel 't Was ons al lang beloofd dat we een ezel zouden krijgen, en toen mijn Vader met ons in Amsterdam was, waren we reeds met hem in een groote ezelstal geweest, maar omdat ze er veel te duur waren had mijn vader er toen geen gekocht. Bij die gelegenheid zagen we in die stal een jong ezeltje bij zijn Moeder dat vier oren had. Toen mijn Vader naar dat wonder vraagde bleek dat het eigenlijk niet zo was maar dat het beestje geheel in de huid van een ander jong was genaaid, en daarom vier oren scheen te hebben. Men had dat moeten doen omdat het jong van die ezelin was gestorven en de moeder geen melk wilde geven als hun jong er niet bij was. Nu had men de huid van het gestorven jong om een ander jong ezeltje heen genaaid waardoor de moeder het voor haar kind aanzag en de melk niet meer ophield. Die ezel had mijn Vader gekocht in Haarlem, waarheen hij ons wel eens een enkele keer op een boerenspeelwagen reed. Dat had voor ons dan een buitengewoon genoegen, wegens de vele mooie buitenplaatsen, die zich langs die weg bevonden. Die begonnen reeds, nadat wij Uitgeest gepasseerd waren even voorbij het Assumer tolhek. De eerste was het kasteel Assumburg met zijn twee boven de grond uitstekende kanonnen op iederen hoek van

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 2016 | | pagina 56