dan in de gymnastiek door van de beddeplank in 't bed te springen maar
van Alphen was een uitkomst en bijna al de versjes heb ik in die kwade
zes weken van buiten geleerd. Wanneer ik het prentje maar zag, dat bij
ieder plaatje behoorde dan kon ik het gehele versje opzeggen ende
meesten zitten er nog in. Al zijn er bij die voor kinderen weinig geschikt
zijn, toch zijn er vele die een kind goed begrijpt en gevoelt en niet licht
weer vergeet. Het: Zie daar lieve wichtjes, een bundel gedichtjes, Zou
ik voor de klepper vrezen, Ach mijn zusje is gestorven, Jantje zag eens
pruimen hangen, Hoe dankbaar is mijn kleine hond, en vooral dat, Mijn
Vader is mijn beste vrind, en Claartje bij de schilderij van hare overledene
Moeder, een rijmloos vers nog wel, zij werden begrepen en gevoeld en
maakten daarom indruk op ons als kinderen.
23. Mijn schoolboekjes
Toen ik het op school bij meester van der Markt zo ver gebracht had,
dat ik lezen kon, deelde de meester of ook wel een van de jongens bij de
aanvang van de leesles, de leesboekjes uit, die na de les weer opgehaald en
in het kastje geborgen werden. Een mijner eerste leesboekjes was 'Vader
Jacob' met zijn Boterdief en die vreselijke geschiedenis van een jongen,
die bij het uithalen van een nest voor over in een holle boom stortte en
daar eerst gevonden werd toen op de stadswal enige bomen moesten
gerooid worden. Verder stonden er raadseltjes in als: Ik zeg je wat ik zelf
niet weet, wie kan nu raden hoe ik heet. En "Een kop met haarsmeer ben
ik niet, Geen huis waarin men mij niet ziet, schoon elk bij mij wat missen
moet toch ben ik allen mensen goed enz. Het mooist vonden wij altijd
dat verhaal van "Mooi Netje", die genoodzaakt was zich in het bijzijn
van andere meisjes te ontkleden waarbij toen bleek dat haar hemd zo
verschrikkelijk vuil was, dat men haar daarna Vuil Sletje" noemde. Het
kan echter ook zijn dat dit verhaal stond in de "Brave Maria"een ander
leesboek waarin het versje voorkwam: Zindelijk zijn op lijf en kleren, dat
behoort men vroeg te leren, zindelijkheid maakt elk bemind, wordt dan
toch een zindelijk kind. Ik zou nog menige leesles uit genoemde boekjes
kunnen vertellen, zoals van Joost den eierdief, wien de gestolen eieren in
de zak werden platgedrukt toen hij zijn beste rok aan had, maar ik vond
een leesboek altijd heel mooi: het was de geschiedenis van Gumal en Lina.
Toen ik later van school af was, heb ik het bij een boekhandelaar gekocht
om het nog weer eens te lezen, maar toen vond ik het lang zo mooi niet
meer. Ook lazen we op school uit de 'honderdrollen 'van Schmidt, daarin
kwamen allerlei moeilijke lettersoorten voor en iedere les eindigde met
één of twee of meerregelig rijmpje, bevattende de zedeles, zoals: Wie op
de hoge God vertrouwt heeft zeker op geen zand gebouwd: en: Schaamt
je te luisteren aan de wand, want gij bejaagt verderf en schand". Doch
niet tegenstaande het groot aantal jaren dat tussen die leeslessen en heden
ligt, zou ik de meeste verhalen uit Schmidt's honderdtallen nog kunnen
53