met deurtjes ervoor waarin ook weer medicijnen stonden en in 't midden
2 rijen laadjes waarvan de onderste, die groter was dan de anderen van
het woord vergif voorzien was, met gele letters er op geschilderd. Aan
die lade hing altijd een groot hangslot, zodat ik daarin niet kon kijken,
maar in de anderen waren geen medicijnen maar allerlei rommel, als
oude kiezensleutels en koevoetjes, een kruithoorn, een tang om kogels
te gieten, een oud pistool, enige verroeste kromme naalden wat oude en
nieuwe hoefnagels, een zakje met hagel, een zilveren sigaren pijpje, enz
enz, alles begeerlijke dingen voor een jongen. Dan was er ook binnen
in de lessenaar nog een laadje met allerlei rommel, maar dat kregen we
maar zelden te zien. Daarin lag ook een van hout gesneden kopje zoals
men in 't groot wel achter op het roer van schuiten zag. Wij noemden
dat kopje gewoonlijk "Oom Jacob". Ik zou nog bijna vergeten dat op de
toonbank of op de lessenaar ook altijd een kistje stond met medicinaal
gewicht terwijl de grotere gewichten op de verhoging geplaatst waren,
waar de vijzels stonden. De voordeur van de apotheek was een glazen
deur waarvoor s'avonds aan de buitenzijde losse luikjes werden geplaatst,
die van binnen met spieën vast gemaakt werden, zodat men er niet meer
doorheen kon zien.
17. Gerard Rozenberg (Ome Lat)
Op zekere morgen, ik meen dat het zondag was, stonden mijn broer en
ik op het straatje voor de voordeur, die nog met luikjes gesloten was,
zodat wij niet konden zien dat Vader in de apotheek was. Wij zagen
toen Gerard Rozenberg, die alle jongens Oome Lat noemden, op de
Kerkedijk aankomen. Hij ging misschien naar de kerk, want hij was
Rooms en moest ons voorbij komen. Wij maakten toen de afspraak
dat als Gerard voorbij kwam wij dan tegelijk zouden zeggen: "Dag
Smeerlap". Dat scheen mijn Vader
gehoord te hebben, want toen Gerard
voorbij ging en wij volgens afspraak
tegelijk zeiden, "dag smeerlap", ging
op 't zelfde ogenblik de deur open en
pakte vader ons beet. Wij moesten
Gerard toen beloven het nooit meer
te zullen doen en kregen natuurlijk
een vreselijk standje. Gerard was nog
al niet erg boos, hij was een goede
oude rijer en knipte altijd onze heg in
de tuin. Hij was een kluizenaar, want
hij waste zijn goed altijd zelf, en deed
thuis alle vrouwenwerk, als naaien en verstellen. Hij was de huisknecht
of huisbewaarder van de Burgemeester, die alleen zondags en op
enkele dagen als er raadsvergadering was op het dorp kwam. Gerard
zette dan koffie en kookte eten voor de familie. Ik herinner mij nog dat
Gerard bezig was onze heg te snoeien en op een klein trapje stond, toen
eensklaps de klok begon te luiden en ik vroeg wie er dood was. Gerard
Het huis van de familie
Hennes (hier rond 1980) is
nu verbouwd tot twee wonin
gen. De Kerkedyk heet hier
dan al weer jaren Dorps
straat.
55