J
7. Schoolkameraden
8. Mijn eerste schrijf en leesproeven
Maartje Botvangen moeder
van Sterk, vertelde veel
over haar jeugd over allerlei
gebeurtenissen en gong veel
liedjes met haar kinderen.
altijd op de vraag van de Meester, Is dat een man of een vrouw? ten antwoord
gaf: een Vouw en dat steeds hard nekkig volhield, jan werd een mijner beste
kameraden op school. Het gehele schoolportaal rook dikwijls naar zijn pet,
die stijf stond van de haaroüe, die zijn Moeder op zijn blonde haren smeerde.
Ik vond altijd dat het lekker rook naar kaneel want thuis hadden we nooit
haaroüe en geen der jongens of meisjes op school, want dat waren allemaal
boerenkinderen. Maar ik had nog meer goede kameraden op school.
Al werd ik nu ook nooit bij hen op visite gevraagd, zoals bij jan Schreuder.
IJsbrand Dekker, gewoonlijk Ijs genoemd zat naast mij op school. Hij was een
zoon van de schipper Jan Dekker en ik weet nog heel goed hoe naar ik was, toen
hij ziek werd en aan een hersen ziekte stierf. Dan Piet van der
Velde, gewoonüjk Pietje verdrietig genoemd, omdat hij altoos
zo stil was, dat was een goede jongen, naast wien ik ook enige
tijd gezeten heb. En Arie Wilbrink de zoon van de werkman,
die zo goede schuitjes kon maken van een oude klomp en die
s 'zaterdags, als Vader naar de stad was, bij ons mocht komen
spelen. Wij gingen dan in een oud kippenhok zitten timmeren
en maakten schuitjes van oude klompen. Van Moeder kregen
we dan katoen voor zeiltjes en werden ze geprobeerd in de
strammer. Arie's Vader voer wel eens schelpen van Castricum
naar de grote schuiten, die in het Alkmaardermeer lagen om te
laden en daarom verstond hij zo goed de kunst om schuitjes
te maken. Maar ook onder de meisjes op school waren er, die
mij een beetje vertroetelden, zeker omdat ik nog zo jong was,
want ik was toch al even groot als mijn bruer (Hennes schreef
altijd bruer en bv. buer: boer (Wil Buur)) Auke. Zo kreeg ik
wel eens een potloodje van Neel van Pruisen, de dochter van
Caspar van Pruisen, een kleermaker. Daarom hield ik veel van
Neel, want ik tekende graag met een potloodje en ik kon ze
thuis maar zelden bekomen.
In 't schrijven maakte ik op school snelle vorderingen dan in het lezen, wat
niet te verwonderen was, daar ik op school het grootste gedeelte van de tijd
doorbracht met schrijven en tekenen op mijn lei. Ook had ik, voordat ik naar
school ging, een schrijfboekje van mijn Vader gekregen, dat hij zelf ingenaaid
had en met een cliitspapier zoals wij in de apotheek voor flesjes en poederpakjes
gebruikten, beplakt. Voor mijn broer had Vader een groot schrijfboek gemaakt
en voor mij een klein. Ik schreef daarin, evenzo als ik mijn vader zag schrijven,
en maakte niets dan zig zag üjntjes, want zo zag het schrift van mijn Vader er
ook uit. Ik kon mij maar niet begrijpen dat men mijn schrift niet lezen kon en
dat van mijn Vader wel, daar het er toch hetzelfde uitzag. Toen ik op school
de letters in mijn spaboekje eindelijk kende, kreeg ik een ander boekje, dat
begon met de woordjes kip-kuip-aak-waak-ool-zool enz. en toen dat uit was
kregen we een ander beginnende met de woordjes blaas-fluit-glas-smeed- enz.
Dat het zo lang duurde eer ik de letters kende kwam ook daardoor dat ik de 1 en
r alsmede de k eerst moest leren uitspreken, maar zeker niet minder omdat de
meester geen tijd had zich veel met de kleintjes te bemoeien, die toch maar van
9-12 en 1-4 op de schoolbanken moesten blijven zitten, want een speeluurtje
49