waren er te kort op komen dagen, want de boerderij brandde tot de grond toe af. Deze commissie adviseerde de gemeenteraad ook om de brandspuit, thans gestationeerd in de Kogerpolder, te plaatsen in de Woude. In de raadsvergadering van 23 oktober 1928 wordt besloten om brandkranen aan te leggen in de Starnmeer en de Woude. Dit mede na de opmerking van de heer Schermerhorn in de raadsvergadering van 16 oktober 1928, waarin hij zegt "dat de sloten langs de in de Starnmeer gelegen landerijen, des winters zoo laag staan dat er geen eend kan zwemmen" hierdoor kan er dus bij brand ook geen water uit worden gepompt. Maar in de raadsvergadering van 6 november wordt besloten dit raadsbesluit in te trekken, vanwege het feit dat de Oostwouderpolder, Kogerpolder en Stierop buiten deze voorziening zouden vallen. Maar ook het feit dat de buurtgemeente de Rijp niet aan de brandkranen in de Starnmeer wilde meebetalen, zal hebben meegespeeld. Dat in 1928 het advies van de commissie tot reorganisatie van het brandweerwezen over de verplaatsing van de brandspuit naar de Woude niet was opgevolgd, blijkt uit de opmerking van de heer Mul in de raadsvergadering van 4 december 1931. Daarin wijst hij op de slechte toestand van "de deursluiting van het brandspuithuis in den Kogerpolder". De brandspuit staat dus nog steeds in de Kogerpolder. In de raadsvergadering van 6 februari 1934 wordt een brief behandeld van de inwoners van de Woude om van gemeentewege over te gaan tot het plaatsen van enige brandkranen op het eiland. De aanlegkosten van een brandkraan liggen tussen de fl.50,- en fl. 100,-; bovendien zal moeten worden overgegaan tot het aanschaffen van brandslangen, straalpijp en het maken van een bergingsruimte. Na uitvoerige discussie wordt besloten dit aan te houden tot de volgende vergadering. Ook zal B&W enkele pogingen wagen om te proberen om op de Woude een vrijwillig brandweerkorps op te richten. Er zijn toen 5 brandkranen aangelegd, 4 in de Woude en 1 op de Stierop. Ook de spullen zijn aangeschaft, want voor 1950 stond er in het pakhuis aan de dijk een kist met brandweermaterieel. Het oprichten van een vrijwilligerskorps was echter nog niet gelukt. Deze zware en dus onhandige kist moest naar de brand worden gesjouwd om dan de standpijp op het waterleidingnet aan te sluiten en dan te blussen. Maar door de lage druk op het waterleidingnet was dit niet toereikend bij een grote brand. Dit werd wel heel erg duidelijk bij twee branden in 1950 en 1951; er vielen toen twee boerderijen ten prooi aan de vlammen. Beide branden werden veroorzaakt door blikseminslag (blikseminslag en hooibroei zijn de twee meest voorkomende oorzaken van brand in dat gebied). De Boerderij van jan Meijsen was zodanig geraakt dat er niets meer te redden viel. De korpsen uit Akersloot, Schermer en Alkmaar konden de nabij gelegen boerderij van Los behouden. 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 2014 | | pagina 36