Art. 2
Gemelde hooistekers gullen gehouden gijn jaarlijks van den Vte julj af iedere acht
dagen twee malen of dis noodig meermalen hij de hooibouwers rond te gaan voorgien
van hunne gereedschappen en daar waar gij broejing in het hooi ontdekken hetzelve
dadelijk anomineren of guks ook met gevaar vergezeld gaat. Met dit rondgaan
spillen gij continueren tot den 1ste september.
Art. 3
Indien de gemelde hooistekers oordelen dat de broejing in het hooi van dien aardis
dat het met gevaar van brand vergezeld gaat gullen gij den eigenaar van goodanig
broejend hooi gelasten dadelijk de door hun op te geven middelen ter voorkoming van
brand in het werk te stellen en hunne van den afloop te informeren. De hooistekers
gullen gich dadelijk moeten vergekeren van de uitvoering hunner orders.
Art. 4
Zou onverhoopt den aangestelde hooistekers in het uitoefenen hunner opgedragen
werkgaamheden door de eigenaar van het hooi opgettelijk mogten worden verhinderd
of door laatstgenoemden geweigerd worden om hunne bevelen aangaande het hooi te
volbrengen. Zullen de hooistekers het regt hebben en verpligt gijn om het opgegevene
dadelijk en ten koste van den onwilligen eigenaar of eigenaars te doen uitvoeren. In
welk geval gij echter gehouden gullen gijn van hunne verrigting in dege binnen vieren
twintig uren aan het gemeentebestuur verslag te doen.
Art. 5
liet gal aan geene ingegetenen of eigenaars van hooi onder welk vermeend regt ook
vrijstaan hun hooi hetgij op klampen, schelften of andergints op te slaan aan de
plublieke wegen dan op eene afstand van ges ellen van deselve. Die afstand gal ook
in achtgenomen worden schoorsteenen en gewone vuurplaatsen. De hooistekers gullen
op de nakoming van dit artikel streng vigileren en iedere acht dagen van hunne
bevindingen aan het gemeentebestuur verslag doen.
Art. 6
De hooistekers gullen ook verpligt gijn het hooi dat voor den 1st\julj of na den 1ste
september nog worden opgeslagen nauwkeurig te gijner tijd te ondergoeken.
Art. 7
Ieder eigenaar van hooi die mogt weigeren de hooistekers tot het ondergoeken van
gijn hooi toe te laten of hem hunne werkgaamheden opgettelijk hinderlijk is. Zal bij
goodanige resistentie telke reige verbeuren eene boete van twaalf guldens ten behoeve
derplaatselijke kas.
Art. 8
De hooistekers gullen ieder een jaarlijks tractement vanwege de gemeente genieten
ten bedragen als volgt, die in de schermeer - 30,- die in eigenlijk Akersloot - 15,- die
in de starnmeer - 15,- en die in de oostwoude - 15,- Indien gij niet behoorlijk aan
hunne verpligtingen goo als bij dege verordening is bepaald voldoen gullen gij door
het gemeentebestuur onmiddelijk worden ontslagen.