Poldermeesters en Ingelanden
De Swarterdijckermolen
polderdijk. Na veel commotie besloten de Schout en de Schepe
nen ter beslechting van het geschil tot het plaatsen van 'payl' (pijl),
om het niveau aan te geven tot waar de dijk opgehoogd diende te
worden. Ruim 25 jaar later, op 14 maart 1651, volgden opnieuw
problemen met betrekking tot de dijken. De aangrenzende Groot-
Limmerpolder verkreeg een octrooi van de Staten van Holland tot
onteigenen van gronden van de 'Swartedijckerpolder', om een derde
watermolen te plaatsen en een uitwatering aan te leggen naar het
'Langemeer' (Alkmaardermeer)Daarna sloten de besturen van beide
polders een overeenkomst over de kosten en aanleg van een nieuwe
dijk en sloot. Dijk en sloot liepen vanaf de Noordermolen langs de
Mientsloot naar het Kerkemeer en verder naar de geestgronden van
het dorp Aker-sloot. Het laatste stukje van het Kerkemeer naar de
geest kwam voor rekening van de 'Swartedijckerpolder', de rest moest
de Limmerpolder zelf verzorgen.
De financiën van de 'Swarterdijckerpolder', waren in handen van
de penningmeester, die jaarlijks ten overstaan van de schout en de
schepenen, in het bijzijn van de poldermeesters en de ingelanden,
rekening en verantwoording aflegde. Bij die gelegenheid werd ook de
hoogte van de verponding (grondbelasting) voor het komende jaar
vastgesteld. De poldermeesters dienden volgens het reglement een
begroting in en deze werd eveneens geaccordeerd door de schout en
schepenen.
Onverwachte reparaties mochten de ƒ10,-- niet overschrijden. Ho
gere uitgaven moesten eerst aan schout en schepenen worden voor
gelegd. De taak van de poldermeester was dus beperkt tot eenvoudig
beheer van alledag.
Ruim 400 jaar heeft deze stoere oude molen zijn taken vervuld en
hij werd afgedankt en gesloopt in 1931. Daarmee werd het poldertje
beroofd van zijn grote schoonheid en van een karakteristiek beeld.
Zijn markante verschijning behoorde na de sloop, hoe spijtig dan
ook, tot het verleden. Om de bouw van een watermolen te realiseren
ontstond er rond 1625 een samenwerking van grondeigenaren of in
gelanden. Men moest immers gezamenlijk de middelen opbrengen
om de bouw te bekostigen. Stond de molen er eenmaal dan waren
er zorgen voor onderhoud en reparatie. Het aanwijzen van molen-