Een moerassig gebied
Eerste aanzet was
de bouw van de
'Swartedijckermolen
De Swartedijckerpolder was overwegend een moerassig gebied, af
gewisseld met bosveldjes en grensde aan het 't Kerckeventgen (Ker-
kemeer), dat toen aanzienlijk groter was dan tegenwoordig. Het had
een Stet, een aanlegplaats voor bootjes, met
verbindingen naar omliggende gebieden.
Wanneer mensen de gronden gingen benut
ten is moeilijk te achterhalen. Er zijn weinig
bewaarde gegevens in verschillende regionale ar
chieven, die overigens goed zijn gearchiveerd en
soms gedigitaliseerd. Hieruit valt af te leiden
dat de eerste veranderingen tot stand kwamen
door vorming van polderbesturen. Meestal was
de eerste aanzet het bouwen van een watermo
len, want beheersing van waterniveaus
binnen de polders was essentieel om
gronden beter geschikt te maken voor
landbouw en veeteelt.
Tussen 1600 en 1650
Historicus J. Wijma schreef in 1886,
dat de meeste inpolderingen in Noord-
Holland tussen 1600 en 1650 hebben
plaatsgevonden.
Ook in de 'Banne AckerEloot' kwamen
allengs de volgende zeven polders tot stand: Kogerpolder, Westwou-
derpolder, Binnengeesterpolder, Swartedijckerpolder, Kijfpolder,
Klaas Hoornpolder en de Hempolder. Het bemalen van de Scher
mer, de Purmer, de Beemster en de Wormer veroorzaakte voor de
laatst genoemde drie polders structurele problemen. Door het steeds
maar stijgende water van het 'De Langemeer', soms gepaard gaande
met stormen en aanhoudende regens, steeg het water met tientallen
centimeters waardoor de polders voortdurend overstroomden. De
boeren klaagden steen en been bij hun polderbesturen. Helaas wer
den hun smeekbeden om maatregelen door de magistraten nimmer
beantwoord.
Desalniettemin werden de boeren creatiever, want door het aanleg
gen van talrijke sluisjes en waterdoorgangen konden zij hun eigen
landerijen ontwateren of laten bevloeien met slibwater. 'Eigenlijk was
het een slimme vorm van bemesting'.