De gaarkeuken werd
gerund door Akerslo-
ters, misschien was
het door de gemeente
ingesteld. Dunne wate
rige koolsoep en soms
ook een soort prak van
aardappelen met kool
of bieten. Dat vonden
wij thuis niet zo'n suc
ces, maar geen com
mentaar en gewoon
opeten was de regel.
Verder weet ik nog dat
mijn moeder vaak bon
nen knipte want veel
artikelen waren op de
bon dat wil zeggen op
rantsoen.
Mijn vader was kleer
maker, hij deed soms
aan ruilhandel. Hij maakte kleding in ruil voor eten: eieren, melk of
tarwe. De tarwe moesten we zelf in de DE-koffiemolen malen. Ook
werd er wel tegen schapenwol geruild, die mijn moeder dan weer
spon om er kleding van te breien.
Als kind ondervond ik weinig ellende van de oorlog. Sommige dingen
waren vervelend. Ik kreeg luizen in mijn haar. Later hoorde ik dat
het door de mindere hygiëne kwam, maar eigenlijk had iedereen ze,
vooral op school.
Heel naar en spannend was de razzia, waarbij veel mannen werden
opgepakt om werk in Duitsland te gaan doen. Ik was bang mijn vader
kwijt te raken. Mijn moeder had hem in bed gestopt en verklaarde
tegen de Duitse soldaat dat hij tbc (tuberculose) had. De Duitser nam
hem niet mee. Wat een geluk. Een etenhaler uit Haarlem, die door
mijn moeder in huis werd gehaald voor even een kop thee, zou ook
meegenomen zijn als mijn moeder hem niet snel naar de WC had
gebracht. De WC stond buiten het huis. Ze draaide de wervel van
de deur aan de buitenkant vast. Daardoor heeft, met wat geluk, die
Duitser er niet in gekeken. Ik was thuis op dat moment en zag de
Jan met zus Joke op de hoek 'van dokter': Hoek
Julianaweg/ Dorpsstraat