nieuwigheden (tekenen van opkomend protestants geloof) te be
speuren zijn, maar enige tijd later vertrekt hij getrouwd en wel naar
Westzaan waar hij als dominee in het ambt treedt.
In de jaren rond 1572 wordt ook Akersloot bezocht door de 80-ja-
rige oorlog. Vreemd krijgsvolk en brandschatting gaan niet aan het
dorp voorbij. ...de ongereptheid in de oude geloofsovertuiging
bij de oude Akersloters van die dagen zal mede door het beleg van
Alkmaar in 1573 aan het wankelen zijn gebracht. Bij Alkmaar werd
de Nederlandsche zaak immers omgewrongen in een overwinning
van de nieuwgezinden protestanten).
Katholieke geestelijken uit Alkmaar werden opgehangen op de Ste
nen Brug en in Enkhuizen. Voor kapelaan Dielofse, opvolger van
Reineri, werd "de uitoefening van het katholieke geloof weldra onmo
gelijk gemaakt, bespot en verboden ...De dorpskerk aan de katholieke
eredienst onttrokken...er mocht niet meer gekerkt worden.
In 1572 draagt Willem de Zwijger aan de burgemeester van Haarlem
op de klokken in Kennemerland in te nemen om ze tot oorlogstuig te
verwerken. De kleinste klok werd door ene Dirck Dircksz uit Haar
lem opgeëist en men gaf hem mee. Nog werd de zwaarste van 3300
pond behouden. Maar in 1574 roept men de hulp in van Sonoy, de
geuzenleider te Alkmaar, om deze niet ook kwijt te raken. Waarop
Sonoy de klok zelf invordert met de mededeling dat deze te zijner
tijd wel weer terugkomt.
Dominees of predikanten bedienden in de hierop volgende jaren de
oude kerk (en die van Limmen) met het nieuwe geloof. In 1590, de
Hervormde kerk is dan al zo'n tweehonderddertig jaar oud, geven
de Staten, het opperste gezag in die tijd, opdracht tot restauratie van
de kerk. In 1598 wordt een nieuw klokje aangekocht en predikant
Dirck Claesz meldt in 1600 de aanschaf van een noodklok.
In 1631 komt pastoor Stenius naar Akersloot om opnieuw een katho
lieke gemeenschap op te richten. Na een 'clandestien' verblijf bij de
gezusters Ariaentje en Dieuwertje Gerrits te Boekei/ Lamoor vinden
we hem terug op de Molenbuurt op de plaats van de huidige Overtuin
waar hij achter zijn huisje een schuur heeft gebouwd om in te kerken.
Deze schuurkerk werd door het gezag geduld voor het fikse bedrag
van 400 gulden, zogenaamde "recognitiegelden", die jaarlijks aan
de baljuw betaald moesten worden. Onder recognitie werd verstaan
de erkentelijkheid die men diende te hebben voor het gezag dat
zo welwillend was om een oogje toe te knijpen bij het uitoefenen
van de verboden katholieke eredienst. Betaling gaf bij voortduring