Het einde van de Door het gevoel van geborgenheid dat mijn moeder ons gaf en
winkel ^oor levenslust die mijn vader uitstraalde merkten wij als
geen één april. Kleine grapjes voor ons en de hulpen in de winkel
en huishouding. Maar bij voorkeur pakte hij het ook nog groter aan:
plakkaten aan de bomen over een veiling of over een aanmeldings
plicht op het gemeentehuis en dergelijke dingen.
kinderen aanvankelijk niets van de worsteling van mijn ouders over
de toekomst van het kruideniersbedrijf. Mijn broer Jan studeerde in
Amsterdam en wilde absoluut niet het kruideniersvak in. Martin, m'n
jongere broer, zat nog op de ambachtschool, mijn twee zusjes waren
nog jong en ikzelf had ook geen zin om in de winkel te blijven. Kort
gezegd: geen opvolgers in de zaak. Hoewel ze er met ons niet over
spraken, voelden we dat er veranderingen in de lucht hingen. Wat de
doorslag heeft gegeven weet ik niet; het zal wel een combinatie van
factoren zijn geweest: studiekosten voor de kinderen, de opkomende
grootwinkelbedrijven, de almaar stijgende ziektekosten, die je als
middenstander zelf moest betalen. Concreet, heel concreet werd
het toen er openstaande rekeningen van klanten moesten worden
geïnd, naar een ander huis en werk werd uitgekeken en er over de
verkoop van goodwill gesproken werd. "Dirk is een hele goeie voor
de winkel", zei mijn vader tegen me toen de beslissing genomen was.
Dirk van der Eng die getrouwd is met een buurmeisje van ons, Nel
Verduin, nam de kruidenierszaak van mijn ouders over. Het bleek
een goede keus. Dirk en Nel waren geboren en getogen Akersloters;
dat kon niet beter. Veel later heb ik me wel eens afgevraagd wat het
innerlijk met mijn vader gedaan heeft. Zelf alles opgebouwd. Ach
ja: 'van het concert des levens heeft niemand een program'.
Het was een koude dag toen wij half februari 1960 naar Kerklaan 8
verhuisden. Mijn vader had werk gevonden bij de grossier Ranzijn
in Heiloo. Met z'n tweedehands bromfiets tufte hij langs het kanaal
en de betonweg om op zijn werk te komen. Het zal wel heel vreemd
voor hem geweest zijn onder een baas te werken. Hij was 51 jaar en
had dat nog nooit gedaan. Het was magazijnwerk en ook ging hij
mee met de bestelwagen. Hij paste zich snel aan. Altijd weer kwam
hij vrolijk fluitend thuis en vertelde grappige verhalen over wat hij
die dag had meegemaakt of gezien. Mijn moeder had er wel zorgen
over of het met zijn suikerziekte goed ging nu hij niet meer steeds in
Akersloot was waar iedereen hem kende. Als hij niet op de normale
tijd thuiskwam, reed ze hem vaak op de fiets tegemoet om te kijken
of alles wel goed met hem was.
48