KruidGnier aan de De bezoeken aan het huis van de dokter werden niet alleen gedaan
Pontweg wegens het bestellen en het ophalen van flesjes insuline. Nee, de
zusters van de orde van Gerardus Majella. Tijdens deze schoolperiode
werd mijn moeder op achttienjarige leeftijd katholiek gedoopt.
Vanuit "Huize Meerzicht" werd mijn moeder als dienstbode te werk
gesteld in het landelijke Akersloot. Ze kwam in het doktersgezin Van
Vugt, een huisarts die aan de Julianaweg no. 1 woonde. Het was een
groot en deftig huis waar ze diende. Mevrouw Van Vugt zei tegen
mijn moeder toen ze daar in dienst kwam: "Heet je Beppie? Die naam
past hier in Akersloot niet, we noemen je Betsie." Met deze simpele
mededeling werd mijn moeders voornaam blijvend veranderd. Ze
verdiende bij de dokter een weekloon van zes gulden en soms fooi-
engeld dat ze kreeg als er gasten waren en zij de verantwoording had
voor de verzorging van het diner.
In dat dorpje Akersloot, waar iedereen elkaar kende, hielp men
elkaar waar dat nodig was, wist men wie er trouwde, wie gestorven
was, wie verhuisde of wie er ziek was. Toen er op 24 april 1936 een
nieuw dienstmeisje in het deftige doktershuis kwam werken, werd dat
nieuws besproken door veel Akersloters. En speciaal bij de Akersloter
jongemannen. Eén van die jongemannen die alttrombone speelde
bij de plaatselijk Harmonie werd door zijn medemuzikanten attent
gemaakt op "het nieuwe meisje bij de dokter". Na de repetitie ging
hij, nieuwsgierig geworden, naar het doktershuis op de Julianaweg
want hij had toch insuline nodig. Beppie opende de deur en zag een
bijna dertigjarige jongeman staan met donker haar en blauwe ogen.
Op dat moment zagen Beppie Draaisma en Jan Baltus elkaar voor
het eerst.
werkelijke reden was een beginnende romance. Mijn vader kreeg
verkering met het dienstmeisje van dokter Van Vugt. Voor mijn opa,
die de ontluikende liefde van zijn zorgenkind Jan met welgevallen
bekeek, begonnen de jaren te tellen. Nieuw energie was nodig en
mijn vaders broer Jaap nam geleidelijk het bedrijf van mijn opa over.
Maar opa's hart bleef bij de zaak; hij kwam nog dagelijks bij zijn
zoon om te helpen zoveel hij kon.
Het was op een warme zomeravond toen de omwonenden van het
doktershuis aan de Julianaweg de klanken van een viool hoorden.
Eerst aarzelend, maar even later klonk er een mooi vioolspel. Achter
36