De jeugd van Op het grote stuk grond bij het huis ging de kleine Jan elke dag op zijn
mijn vader kleine dribbelvoetjes, samen met zijn opa Baltus, een wandelingetje
Mijn overgrootvader en zijn ongetrouwde broer Lauw en zuster
Pietje gingen de zuidkant bewonen. Mijn oma en opa betrokken met
hun kroost de noordkant van de woning. Daar begon opa helemaal
voor zichzelf. Het werd een gemengd bedrijf met als hoofdteelt het
kweken van leliebollen en een veehouderij. Dit laatste groeide uit
tot tien koeien, enkele pinken en kalveren, een paard, vijf varkens,
een geit, konijnen en kippen. Voor de koeien huurde hij land van de
kerk, bij het Alkmaardermeer. Ook hadden mijn grootouders een
grote moestuin voor eigen gebruik, maar tevens voor de verkoop van
aardappelen. Water werd uit de regenton gehaald of uit een wel. Als
er weinig water was, haalde mijn grootvader met paard en wagen
in melkbussen het water uit de regenbak van de kerk. De varkens Link
slachtte hij zelf samen met de slager uit het dorp. Het vlees werd ge
rookt en opgeslagen in de schoorsteen. De karbonades werden in zout
bewaard en Jansie maakte zelf bloedworst. Ook weckte ze groenten,
maakte zuurkool, bereidde jam, bakte brood. Ga zo maar door.
En dan wordt het 29 september 1908. Akersloot toonde zijn herfst-
gezicht, lindebomen met vallend blad, leliebloemen afgesneden, de
mensen op klompen met een warme trui aan. In het huisje aan de
Zandweg 34 stond een hoge ijzeren schommelwieg. De vroedvrouw
'peet Jansie', gaf aan de moeder in het bed een glaasje kandeeldrank.
"Gefeliciteerd vrouw Baltus, het is een zoon." En deze zoon was
Johannes Jacobus Baltus, mijn vader.
Hij was de tweede zoon van Johannes Baltus en Johanna Tiebie. Toen
hij geboren werd had hij al drie zusjes en een broer. Na hem werden
nog twee zusjes geboren: Breggie en Geertje.
maken naar de appel- en perenboom die achter het huis stonden. Toen
Jantje vier jaar was, is die opa overleden. Zijn andere opa, Jacobus
Tiebie, was een van de grootste bollenkwekers van Akersloot. Hij
woonde aan de Voorweg. Toen hij in 1887 overleed bleef zijn we
duwe opoe Tiebie-Kossen daar wonen. Zij was een vrouw die een
zogenaamde "hul" droeg. Het hulletje was een hard crèmekleurig
strooien hoedje met twee rechtopstaande puntjes aan de voor- en
achterzijde en daaronder een kanten mutsje. Met Sinterklaasfeest
gingen alle kindertjes Baltus naar opoe Tiebie en kregen dan een
kussensloop met veel cadeautjes.
Aan zijn jeugdjaren aan de Zandweg had mijn vader gelukkige herin
neringen. Veel liefde van zijn ouders, broer en zusjes; veel natuur en