west
Mientsloot
Mientsloot
oost
ra
c
ra
Joop Stolp
Noten
Mientsloot, als onderdeel
van de ontginningen in
het westelijke veengebied
van Akersloot
Met de Mientsloot zijn we aangeland in de overgang naar de late
middeleeuwen, waarin de grootschalige veenontginningen hebben
gezorgd voor de zo kenmerkende bewoningsstructuur in de Provin
cie: dorpsstraten, kilometers lang met enige verdikking rondom de
kerk.21 Een dijkenlandschap, ontstaan in een strijd tegen het water:
dijken tegen het buitenwater en dij
ken als functie bij de veen-
ontginningen. Vanuit de ontginning
gezien: eerst de dijk, vervolgens de
sloot. Dijk en sloot vormden een com
binatie om het water uit het ontgon
nen veengebied te houden: de sloot
om het water af te voeren en de dijk
om het tegen te houden. Later wer
den sommige van deze dijken
opgewaardeerd tot Dorpsstraten, met
aan één kant de wegsloot, meestal
voorzien van bruggetjes om de woonpercelen te bereiken. Soms
raakte de dijk in onbruik en bleef de sloot over. Ook de Mientsloot
vormde van oorsprong een waterkerende en -afvoerende functie.
Alleen in dit geval diende de combinatie van dijk en sloot om het
water van de hoger gelegen strandwal tegen te houden zodat het
geen hinder kon opleveren voor het veenontginningsgebied ten wes
ten van de Mientsloot. Hoewel over de ontginningen nauwelijks his
torische informatie beschikbaar is, moet het graven van de Mientsloot
toch zeker in het begin van de tiende eeuw worden geplaatst.
In dit artikel is geprobeerd een tipje op te lichten van de sluier die
over de bewoningsgeschiedenis van Akersloot ligt. Er zijn meer vra
gen opgeroepen dan beantwoord. Er ligt dan ook nog veel werk te
verrichten, zowel in het veld als in het archief.
water (blauw) stromend vanaf de strandwal
wordt door de Mientsloot opgevangen en
afgevoerd; dijk (zwarte lijn) voorkomt dat het
water in de westelijke ontginning stroomt.
O
O
tn
<u
5
"O
CO
Heiloo 2006
Bas van Geel e.a. Environmental reconstruction of a Roman
Period settlement site in Uitgeest-Dorregeest, witlt special
reference to coprophilous fitngiAmsterdam 2003
2 L.L. Therkorn, Assendelver Polders RevisitedAmsterdam 1997,
bl. 55
95