Kaasfabriek "De Hoop"
G. Kuijs, ten zuiden de wed. P. Verduin en ten westen en oosten de
publieke weg op Molenbuurt. (Nu respectievelijk Kerklaan en
Julianaweg). Zij kochten deze grond van Catharina Briefjes, we
duwe van Jan Oudejans, veehoudster in de Schermer.
Op 15 juli 1899 werd door bovengenoemde heren een bouwvergun
ning aangevraagd. 6 Weken na deze datum werd de vergunning door
de toenmalige burgemeester Jacob Hennes verleend en kon met de
bouw worden begonnen.
De plaatselijke aannemer Engel Poland kreeg opdracht de fabriek te
bouwen. Er werd gekozen voor het zogenoemde "hooischuur-mo
del". Het hoofdgebouw was 20 meter lang en 8.60 meter breed. Deze
ruimte bestond uit 2 afdelingen: één voor de kaasmakerij en één
voor het persen en pekelen van de kaas.
Het lage gedeelte werd 16.50 meter lang en 4.60 meter breed en
bestond uit 3 afdelingen: de woning voor de kaasmaker, het ketel
huis met daarop een schoorsteen van 3.70 meter boven het pannen
dak en een losplaats annex weikelder.
In het ketelhuis stond een stoomketel. Deze met steenkool gestookte
ketel was nodig voor het verwarmen van de melk in de kaasbakken
en voor het verkrijgen van heet water. De kaasbakken hadden een
dubbele wand waar de stoom doorheen werd geleid. Zo bracht en
hield men de kaasmelk op de juiste temperatuur van 29 graden.