De stuiver en de cent Jan Ballus als koorzanger Een stuiver en een bronzen cent Die zaten saam te praten Wie van de twee het hoogste was; De cent kon het niet laten Om met een arrogant gebaar Zichzelf het hoogst te prijzen, En ging als voorbeeld toen direct De kerkenzak aanwijzen. Die zak wordt wekelijks, zei de cent, Gevuld met mijn collega's, Door meisjes, jongens, groot en klein. Door mannen en hun eega's. Die willen dan met mij, zei hij. De kerkeschuld betalen: Het arbeidsloon der timmerman, Zijn balken en zijn palen, De nota van de metselaar. Die werkt aan muur en daken, De koster en de kolenboer En honderd andre zaken. De stuiver keek hem droevig aan En zei: zeg, wil eens horen, Jij zit nog aan de oude tijd Van vroeger vastgevroren. Toen kon men met jou nog wat doen, Nu is je waarde matig; Als men nu niet een stuiver geeft Is 't saldo niet meer batig. De cent sprak: dat is goede praat. Die jij daar hebt gesproken; Ik kan als kerkcent sterven gaan. Mijn leven is gebroken. Na mij is nu als kerkzak-gift De stuiver ingetreden. Toen sloot de cent zijn ogen dicht En is zacht overleden. 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 2004 | | pagina 75